Ondertussen Hakone, 8 september 2016

Om 8.04 op de trein naar Odawara vanaf Shinjuku station bij ons hotel in Tokio. Het station is zo groot dat we tevoren hebben verkend welke ingang, looproute en perron ons doel zijn. We zijn ruim op tijd en schouwen de forensen die in draf de aankomende treinen verlaten. Donkere broek, wit overhemd, tas, geen das, geen jas. Een streepje in het shirt is toegestaan. Misschien is dat een hogere rang? Of een lagere? Of werkt meneer voor de creatieve industrie? Overigens opvallend weinig businessvrouwen in Tokio.  

Dan mogen wij. De stad uit. Na een uur verdwijnt de agglomeratie van Tokio en zien we platteland, rijstvelden en af en toe een dorp of kleine stad. Het begint te regenen. De trein rijdt onder een deken van zwarte wolken.

We zoeken in Odawara onze gids voor de dag. En hij zoekt ons. In een willekeurig kantoortje worden onze hulpeloze blikken herkend door een vriendelijk man. Er wordt gebeld en na een paar minuten is de gids gevonden. Ondanks een enorm bord Van den Berg is het ons gelukt hem te missen. Arigatoo, dank u!

Ja, Japanners buigen erbij als ze danken, en wij pogen dat ook. Het vergt overgave, tegen onze natuurlijke schaamte in. Zoals goed toneel diepe identificatie met je rol vraagt om te kunnen slagen, om ‘echt’ te zijn. Het danken wordt ook herhaald en vaak onderstreept. Thank you so very much. Thank you. Arigatoo.

De gids is rustig, voorkomend, en gepassioneerd Shinti-religieus.  Hij leert ons bij een bezoek aan de grote Shinti-tempel Hakone Jinja hoe we het heiligdom eer aan doen: voor de ingang twee keer buigen (de rug gekromd, de benen recht), dan twee keer in de handen klappen, dan nogmaals eenmaal buigen. Hij vertelt ons het verhaal bij andere rituelen. De wenskaartjes die een heel jaar in de tempel blijven uitgestald. Van de mevrouw die hoopt op een kaartje voor het concert van haar favoriete popster, want betalen kan ze dat niet. En we zien de liefde natuurlijk, altijd de liefde.

12
We rijden door de bergen. Het regent pijpenstelen. Enorme buien. We zitten in de staart van typhoon Namtheun die nu tot tropische storm is afgezwakt. De mist hangt in de kruinen van de laagste bebossing. En ook Mount Fuji hult zich helaas in nevelen. We zien haar niet.

In de omgeving ruikt het naar zwavel. Door het weer is de krater die dat veroorzaakt niet te bereiken. We doen het dus met de geur en de rookpluimtjes die aan de bergwand ontsnappen. En met de Kuro Tanago, het beroemde in vulkanische warmte gekookte zwarte ei, dat je leven met 7 jaar verlengt. De chauffeur geeft ons er 5. Japanners klagen niet, maar geven kadootjes. Dat is beschaving.

13

We lopen een paar honderd meter op de oude weg van Edo (Tokio) naar Kyoto. Keien, boomwortels, zo slingert het pad zich door het bos. 300 jaar geleden de handelsroute van Edo (Tokio) naar Kyoto. Bewaakt door forten waarvan er een vlakbij is gereconstrueerd. Ze wilden vijanden buiten en vrouwen binnen houden. Want die waren na kidnap  dankbaar middel om de tegenstander onder druk te zetten. Goede smoes om de verhoudingen man-vrouw naar je hand te zetten. Japanners lijken in niets macho. Maar met keizers, shoguns, samoerai-krijgers en hun sterke formalisme waarin veel omgangsvormen vast liggen, hebben ze er toch een eigen vorm voor gevonden.

In het theehuis langs die route drinken we ama sake, zoete rijstthee. En eten we mochy, een snack van pinda en rijst. Smaken die nergens mee te vergelijken zijn. Het vierkante gebouw is rietgedekt, heeft een aarden vloer, en binten. De 13e generatie zwaait nu de scepter, vertelt de zus van de eigenaar. Ze spreekt vloeiend Amerikaans-Engels. Waarom is zij hier geen directeur? Dat heb je bij oude handelsroutes.

Ruim 300 jaar werkt deze familie hier, en zij vertelt het met trots.  

De regen zet een tandje bij, hartstochtelijk daalt het water uit de hemel. Ondanks de paraplu zijn mijn sokken doornat.

14

Rond 16 uur arriveren we in onze eerste Ryokan, traditionele Japanse herberg. Schoenen uit bij de entree, grote voeten in kleine slippers steken, omkleden in kimono . Daarmee ga je naar de eetzaal en naar het zwavelbad. Wij zitten een uur later in een prive-badruimte met twee baden: een heet zwavelbad en een iets koeler sodium-bad. Heerlijk. De ruimte is verweerd. De zwavel groeit als mos op de leidingen en muren. Hier en daar verbrokkelt de kalk. Elk moment verwacht ik dat de gerant vraagt of we in 1910 opnieuw willen boeken.

We eten aan lage tafeltjes. Mijn knieën kunnen er net onder. Een Japans stel zit naast ons. Hij slaat onverstoorbaar eten naar binnen, zij giert het uit van de lach. Ik verdenk haar dat ze om ons lacht. Je bekeken voelen gaat nooit meer weg kennelijk. Ik ben weer even op de lagere school.  Ze serveren een diner van de dag, wij eten dus wat de pot schaft.

Dat is van hoog niveau. Rauwe vis, koud en warm vlees, ingelegde groenten, steeds bijzondere smaken, vers, verfijnd. We worden door een gastvrouw in avondkleding bediend, alles even soepel, gestructureerd en plezierig.

Dan slapen. De vloer bestaat uit rieten matten. De tafel aan de kant en er wordt een dun matrasje van een paar vingers dik uitgespreid. Ik val opnieuw als een blok in slaap maar wordt die nacht wakker van de spierpijn. Het ligt hard. Maar niet zeuren, dit wil ik meemaken. Wilma slaapt als een roos.

Ondertussen Tokio, 7 september 2016

We staan vroeg op. Ik schud de berichten van mijn werk af en zet de knop op vakantie. De Ameyko-markt onder een treinviaduct is de aftrap voor de laatste dag Tokio in een deel van de stad dat het minst getroffen is door de beving van 1923 en de bombardementen uit WO2. Wijken met lage huizen aan smalle straatjes. Soms oud, veelal bevingbestendig vernieuwd.  

Het Ueno-park, het Vondelpark van Tokio heeft musea, een dierentuin, restaurants en theehuizen. We eten fantastische gegrilde groenten en rauwe vis in een traditioneel restaurant in het park.

10

Buiten vertoont een groep acrobaten hun salto’s en evenwichtskunst. Mensen klappen. Alles is beschaafd hier. Wanneer springen ze hier uit de band?

Twee musea verder – over Japanse kunst en het oude Tokio – wandelen we naar Yanaka. Vredige woonbuurt, met tientallen tempels gespikkeld tussen de woningen. We vergapen ons aan de huizen. Vrijstaand, zij aan zij, bomen, bloemen. Een kinderboekenwinkel, een galerie annex restaurant en de Yanaka-begraafplaats aan weerszijde van de weg. Ik koop een T-shirt. Er wordt gejuicht als XL onder op de stapel wordt gevonden. Arigottoo!

11

We vinden een Koreaans restaurant op de 3e verdieping waar we de enige gasten zijn. Zoals veel Japanners lacht de eigenaar na elke zin. Want hij is Japanner, zijn moeder is Koreaans en kookt.

Hij vertelt dat hij geen Engels menu heeft. De plaatjes en zijn verhaal doen dienst. We zijn de enige gasten en eten voortreffelijk.

Tokio is ontspannen, een metropool en een optelsom van dorpen. We hebben er nog maar een fractie van gezien en het smaakt naar meer. Morgen reizen, op de trein naar Odawara en dan per auto naar Munt Fuji met een gids.   

Ondertussen Tokio, 6 september 2016

In de metro naar de Senso-tempel. Kantoormensen knikkebollen tegenover me, staren in hun smartphone, de wereld is buiten. Het is 11:38 uur.  

5

Het is een van hun grootste heiligdommen en dus een uitje voor Japanners. Selfies voor de grote pagode, vader kiekt moeder bij het wierookvat. Als de rook je omzoomt, lacht een lang leven je toe.

Dames en heren in kimono sloffen klikkend met slippers. Meer foto’s.   

6

We varen van Asakusa naar Hinode. Goede koffie bij Tokio Cruise. Ik laat mijn doosje met zoetjes vallen. Voordat ik er 1 op heb kunnen rapen, ligt het stoffer en blik in de handen van een personeelslid. Een collega geeft hem aanwijzingen. De zoetjes liggen overal. Witte spikkels op een vloer die na een minuut weer even smetteloos is als daarvoor. Alle openbare voorzieningen zijn brandschoon. En toch is het speuren naar een prullenbak. Bij de ijscozaak vertelt een bordje op de bak dat ze alleen eigen afval ontvangt. Bij de eindhalte van de metro spoeden employees zich naar binnen. Er ligt niets. Op de luchthaven viel me dat rennen al op. Lopend uit de KLM- Boeing zag ik ze in draf naar het laadruim gaan. In een mum van tijd liepen we met onze bagage door de douane.

Op de rivier zien we een caleidoscoop van Japanse architectuur. Bruggen oud en modern in rood, blauw, groen en geel. Aan de oever strenge rechte blokken met een prettig ritme in ramen en kleuren. Voor wonen en werken. En veel lager, villa’s van 3 etages met inspringende buitenruimte. Als de grafiek van de beurs slingert de lijn zich langs de kade.

De zon poedert het aangezicht van de gevels en doet ze stralen. Ik leg hun schoonheid vast.

7

Eerder in Asakusa zagen we al voorbeelden van de expositie in juni op de Looiersgracht: meesterlijke huizen op minuscule kavels, gebouwd door Japanse kunstenaars.

We stappen uit en beginnen een zwerftocht. Het park en theehuis Hanankyu staat op sluiten als we ons 20 voor 5 melden. Een voetpad leidt ons langs autowegen, hoogbouw en moderniteit. Het verveelt geen moment.

8

We maken een tussenstop op de drukste oversteekplaats ter wereld waar vanuit 5 punten duizenden mensen per keer oversteken.

9

En we zoeken het muzikale Ropponga district en vinden de stilte in de overtreffende trap van wolkenkrabbers. De metro zet ons af in de kelder. We stijgen 4 etages op roltrappen alvorens we uiteindelijk de straat vinden. Onze taxichauffeur vertelt later op de avond dat sommige wolkenkrabbers steden op zich zijn. In dit exemplaar vinden we  de metro, een goede franse bakker, restaurants met terras, en dan toch de uitgang. Op straat is het stil. Want buiten de stad is het dorp.
We eten daar in Randys. De taxi-chauffeur die ons naar Shinjuku terugbrengt, blijkt met een Poolse getrouwd. Hij is 3x in Polen geweest, bewondert de Nederlandse karateka Michiel Peters (kennen we niet) en begrijpt niet waar al die bouwactiviteiten in Tokio uit gefinancierd worden. Zo meandert een aangenaam gesprek en mondt uit in zijn zorgen over de volgende aardbeving. Die is er eens in de 70 jaar, en 1923 is al veel langer geleden. Wat betekent dat? Een dag later zie ik de foto’s van die verschrikking die in ’23 zo’n 100.000 bewoners van Tokio fataal werd, mede door de vele vuurtjes die rond lunchtijd brandden in de houten huizen. In de skylounge van het het Park Hyatt drinken we cocktails en zien we nachtelijk Tokio aan onze voeten.

Ondertussen in Japan, 4 september 2016

We rijden naar Schiphol.  Bus 197 door de binnenstad van Amsterdam. Leidseplein, Museumplein, een stoet sjokt achter een oranje vlaggetje. Achterblijvers, trouwe volgers. De differentiatie van de mierenhoop. Het massatoerisme vindt zijn eigen herkenbare ordening.

Ooit liep hier de kortste snelweg van Nederland. De Amsterdam 1, van Rijks naar Concertgebouw. Hobbelen op steentjes. De toerist onherkenbaar tussen de Amsterdammers. Die Amsterdammers hebben dit deel van de stad opgegeven. En ik ben weg.

Het oude Haarlemmermeerstation. In de zestiger jaren vertrok hier de bus van Maarse en Kroon naar Zevenhoven, waar mijn oom en tante het huis van de secretaris bewoonden. Aan de overkant groeide mijn vader op in de Bernard Kochstraat. Ik zie zijn vuisten, slank en gehard voor de strijd op straat. En de mattenklopper van mijn oma. Hoe disciplineer je een sterk en angstig kind? Wat was toekomst in de diepe armoede van de jaren dertig? Man dood, ploeteren als dienstmeisje, een kleine jongen thuis. Had ze een droom, hoop misschien?

Mijn vader. Dit was zijn school voor het leven. Hij kan het niet meer uitleggen, maar hij heeft het me laten zien.  Hij werd 1 september 87. Ik drink vanavond een borrel met hem. Ja, ik kijk ernaar uit.

Bijna bij Schiphol. We gaan naar Tokio.

1

De Japanse stewardess zingt haar mededelingen door het vliegtuig.Waar het Nederlands daalt, stijgt het Japans: to KI o.

Eindelijk weg. Reizen is loslaten en open gaan. Japan komt langzaam naderbij.

2

Het is 10 voor middernacht. Maar ik doe alsof het 7 uur later is. Slapen lukt niet. Al branden mijn ogen. Ik zie drie films. De borrel met mijn vader zat er niet in, hij was verhinderd. Maar zijn grappen hoor ik nog steeds. Als ik ze doorvertel.

Twee uur later landen we. 9 uur in Tokio. We doen boodschappen op Narita, de luchthaven: Wifi-zender, JR-pas voor de sneltrein, Japanse Yens bij een automaat van 7Eleven, supermarkt en bank. Ons hotel staat in wolkenkrabberwoud Shinjuku, en doet weinig onder voor de reuzen die ons omringen. Ze staren ons wezenloos aan op onze kamer 27 hoog.

3

We eten sushi in het hotel en krijgen sushi-les van een grootmeester. Opmaat voor drie weken genieten.

Een kort middagslaapje en dan verkennen we de wijk. Aan de voet van de moderniteit ligt het immense Shinjuku-station en smalle straatjes met nightlife. Lichtreclames schetteren verleidelijk als zoenen die onophoudelijk van rode lippen smakken.

We eten op een etage in een zijstraat. De serveerster zegt verbaasd dat ze geen Japans maar Chinees eten serveert. Het smaakt goed, net als het koude bier. Om 10 uur val ik als een blok in slaap, om bijna 12 uur later weer wakker te worden.

4