Ondertussen in Amsterdam, 10 juli 2019

Het T-shirt spant om zijn lijf. European Tour 1984. De ouwe rocker heeft fans op leeftijd. Veel fans. Babyboomers en hun opvolgers. Gelooide huid, de glimlach van 30 jaar geleden. De tijd is in de Ziggo Dome een glijbaan, waarop we gillend, in een zucht decennia overbruggen.
En dan zingen we opnieuw Heart of Gold, op de eerste studentenkamer met rieten matten, bruine muren, oranje deuren, en in 2019 in een grote vierkante doos met 15000 vrienden naast de Johan Cruyff Arena.

Voor ons twee broers. De linker beweegt, de rechter staat. Hij verspreidt een lichte stank, een hard day’s night. De hele avond blijven hun handen een geheim. Na driekwart concert buigt een hoofd naar links, vraagt en kijkt achter zich. Het tweede hoofd schudt nee. Om hen heen is ieder aangeraakt. Ogen zijn dicht, handen klappen, heupen wiegen. Neil Young weet hoe geluk uit een elektrische gitaar te delven. Hij temt het wilde beest en grijpt het met twee handen bij strot en lijf. De Gibson vecht en trekt Young voorover, die terug buigt, met alle kracht voorkomend dat hij aan de hondenriem op zijn buik over straat wordt getrokken. Het beest jammert, jodelt, juicht. Een urenlange strijd ontlokt een aards gegrom uit diepe bron. Het ontroert intens.

Dan tikt rechterbroer linker aan. Hij heeft tot duizend geteld. De vergadering van morgen voorbereid. Uitgerekend hoeveel uur slaap resteert. Tien groentes met een S bedacht. Linker ziet, het is genoeg. De dam is gebroken, de boot wacht. Niet op Neil Young, hij scheurt onze harten verder aan stukken met zes verhalen die allemaal nu gebeuren. We zijn erbij als hij het beleeft, herinnert, creëert en vertolkt.

De volgende dag lees ik vijf recensies met 4 en 5 sterren. Broer zit in een overleg dat veel te lang duurt.