Ondertussen in Japan, november 2017 (IV) – Ando

Tadao Ando, Japans architect die ons hart op vorige reizen heeft veroverd , loopt als een rode draad door deze reis.
In Tokyo, Kagoshima, Kobe, Awaji en Osaka zie ik een tentoonstelling en  elf gebouwde creaties van Ando.

De eerste volle dag in Japan is een feest. In het Nationale Kunstmuseum in Tokyo bezoek ik de overzichtstentoonstelling van zijn werk. Wat een geluk dat ik juist nu hier ben.

Van even na 10 uur tot 15.30 loop ik door 89 woonhuizen, musea, tempels, kerken, kantoren en combinaties daarvan. Per project zijn er foto’s, schetsen, houten modellen op schaal, een film mer dia’s en bij enkele een gesproken toelichting van Ando zelf. En op groot scherm lange films over de 7 projecten op Naoshima, over de Punta della Dogana in Venetië (waar we vorige week waren) en over de Buddha op de heuvel bij Sapporo.

De Buddha – tot de neus omringd door een veld van lavendel en te benaderen via een tunnel die je naar het licht en het beeld brengt – staat hoog op mijn lijst. Zo ook de watertempel op Awaji, die ik deze reis vanuit Kobe bezoek.
Klap op de vuurpijl is op de binnenplaats een 1 op 1 replica – op ware grootte – van de Kerk van het Licht uit Osaka.
Hier is niet even wat elkaar geraapt. Deze expositie is een monument.

De Kerk van het Licht is een van zijn bekendste gebouwen. De kerk in Osaka heeft een strikt schema voor bezoek. Ongetwijfeld omdat ze overspoeld worden met Ando-fans. Dat is de tragiek van huizen in een gebouw van een grootmeester die aandacht vanuit de hele wereld trekt.
Bezoekers – naast mijzelf slechts een enkele buitenlander – schuifelen voetje voor voetje langs de objecten. Het is dringen. Dit moet gezien worden. Alles. Ook door mij.

Ando ontwerpt en bouwt nu 50 jaar, heeft zijn stempel gedrukt op plaatsen over de wereld en laten zien waar architectuur toe in staat is. Hij zegt daar zelf over: “de essentie van architectuur is het creëren van relaties. Tussen het kunstmatige en natuurlijke, het individuele en sociale, het heden en verleden en zaken die tot de samenleving van mensen behoren. Daarom is het planten van bomen en terugwinnen van natuur in de stad ook architectuur voor mij”.

Schoonheid vind je in paradoxen. In de tegenstellingen die alleen ogenschijnlijk bestaan, en onverenigbaar lijken. Creëren herschept, keert om en maakt ruimte waar grenzen leken te sluiten. Jannie leerde me: hoe je je grenzen benoemt, maakt of  je je mogelijkheden vergroot of verkleint.
Je kunt ruimte maken. Dat is wat Ando doet. Steeds weer.
Met het tekenen van een lijn schept hij licht, ruimte en zicht. En dat met beton, glas en hout. Het materiaal gaat met natuurlijk licht en  omringende natuur samen tot zuurstof, warmte en heldere schoonheid.

Dat trekt opdrachtgevers. Als je hem vraagt je huis te ontwerpen, waarschuwt hij: het is een opgave in mijn huizen te wonen. Hij maakt open verbindingen met lucht en licht. Dat is koud in de winter. Als een cliënt vraagt hoe daarmee om te gaan, is het advies: “trek een trui aan!”
“En als het nog kouder wordt?”
“Nog een
!”
De bewoners van het fameuze Row-house in Osaka wonen er niettemin al 40 jaar. Ook de getuigschriften van cliënten zijn  aanwezig. Je proeft nog steeds de opwinding te wonen in een ontwerp van Ando.

Ik zoek later die dag in Tokyo naar een tweede kerk van Ando. De coördinaten leiden naar een Ando-huis. Ik loop 10 rondjes en geef het tenslotte op. Geen kerk. Het huis oogt gesloten. Zijn er Ando-kopiesten?

In Kagoshima, 1350 km zuidelijker, kom ik zijn werk weer op het spoor bij het Inamori Auditorium., onderdeel van de universiteit.

Het heeft een glazen pui die grenst aan een kruispunt, waar je een voetbalwedstrijd op kunt spelen. Het asfalt en de troosteloze omgeving dagen het gebouw uit. Het heeft zich verscholen achter bosschages en bomen. Meer
natuur om mee samen te leven is er niet.

Uit de ingang aan de zijde van de campus steekt een reusachtig ei naar buiten. Het is zaterdag en het gebouw is alleen. Door de ramen zie ik de grote bol, van gepolijst beton, vintage Ando met de kenmerkende dopafdrukken in het beton.

Dit gebouw kan niet stralen, opgevouwen in een hoek van de campus, maar het doet zijn best.
Ik leg mijn vlakke hand op het beton. Het is glad als fluweel. Het voelt goed.

Later die week vind ik werk van Ando in Kobe. In het Hyogo Prefecture Art Museum klinkt in het cafe dezelfde dromerige muziek als ‘s ochtends in Usuki om 7 uur bij het ontbijt. Alles is verbonden.

Dit museum is niet de meest spannende Ando-creatie. De massa van het grote complex heeft hij verdeeld in drie torens, met een huid van ruw natuursteen. Daardoor oogt het gebouw opgemaakt, een oudere dame uit Zuid die in de poederdoos is gevallen. Schoonheid kun je tonen of bedekken.

De ingang ligt aan de rivier waar de zon als ik om 16.15 het museum bereik, neerstrijkt op Kobe. De kleine, ronde theatervorm bij de kade lijkt een hartekreet naar de voornaamheid achter haar.

De ruimtes binnen maken veel goed. Gestapelde cirkels, strakke lijnen en ruimte voor licht.

Een museum staat met adres en toegang op pagina 1 van Google. Dat geldt om begrijpelijke redenen niet voor woonhuizen. Alhoewel de discretie van internet me toch verrast. Doorgaans wordt informatie snel gevonden.
Uren heb ik gezocht naar de precieze locatie van de 4×4-huizen. Uiteindelijk vind ik de coördinaten diep in de kelders van Google.

Aan het strand in Kobe heeft Ando in 2003 op een perceel van 4 bij 4 een etagewoning gecreëerd. later gevolgd door een tweede er direct naast.
In gelid bewaakten ze samen de kust, de bovenste etages uitgekraagd alsof ze hun hoofd naar elkaar toe buigen. Zo is het  te zien op de foto.
Een kleine deur aan de straat, grote ramen aan de waterzijde, kijkend op de brug naar het schiereiland Awaji.
Ze behoren tot zijn beroemdste creaties.

De coördinaten leiden naar het kleine station Asagiri binnen de metropool Osaka, te bereiken met een locale trein. Ik kijk vanaf een hoog punt bij Asagiri de kustlijn af, maar het karakteristieke profiel van de huizen ontwaar ik niet. Ik keer terug naar de stationschef die op zijn iPad zoekt. Hij geeft me een printje dat overeenkomt met mijn eerdere vondst. Lopen en hopen dus.

En dan opeens … sta ik er. Het 4×4-huis, jawel, 1 exemplaar.

Het tweede huis is opgelost in een laag bouwwerk dat een kantoorfunctie heeft. Als ik beter kijk, zie ik de handtekening van Ando in de betonnen plint. Hij heeft het huis zelf vervangen? Waarom? Zo’n majestueus tweeling-beeld wil je niet omgedaan maken.

Het 4×4-huis dat mocht blijven, mag er zijn. Sip is het niet. Het glanst en heeft een terras op het strand gekregen. Daarin staat een bad.

Een openbare toegang naar het strand ontbreekt langs de kustlijn. Via een naburig hostel lukt het in het zand te komen en de open zijde van beide gebouwen te zien. De zon blaast op een trompet. Het licht spat uit de donkere hemel.

Aan de overzijde Awaji. Door een brug verbonden met Honshu. Daar ligt de watertempel Honpukuji. De toegang is alleen rap ontsloten als je de Japanse taal machtig bent. Maar ook hier loont het puzzelen. De bus vanuit Sannomiya, een paar minuten van mijn hotel, zet me op 20 minuten lopen af. Onderweg met de bus zie ik het 4×4-huis liggen vanaf de brug. Een oude bekende inmiddels, ik voel een band.

Wandelen naar de watertempel Honpukuji. Een paar zijwegen die meanderen langs rijstvelden, bebouwing, oude machines. Alsof we weer op het platteland van Shikoku lopen op de 88-tempelroute.
De beste herinneringen bewaar je in geuren, geluiden en beelden samen. Met elke stap ruik, zie en hoor ik Shikoku weer.

De watertempel. Ze is toegevoegd aan bestaande klassieke tempel-bebouwing. Als eerste doemt een 2,5 meter hoge gekromde muur op. Die beschut een ronde vijver die in het maaiveld ligt. Onder water slapen uitgebloeide waterlelies. De cirkel is doorsneden door een trap. Daarachter het decor van een dorp en begroeide bergen met beginnende herfstkleuren.

Ik daal af en kom ondergronds in de heilige ruimte, binnen een rode cirkel. Daaromheen een corridor. Eenvoudig en krachtig.

Drie Chinese toeristen met rolkoffer houden me gezelschap. Ik kom ze later weer tegen op Yumebutai. We doen de Ando-route. We maken foto’s. Zij ook veel van elkaar.

Ik schrijf dit op Awaji in de stilte van de Tuin van Honderd Stappen, door Ando gemaakt als gebedsplek voor de slachtoffers van de grote Hanshin Awaji aardbeving. In terrassen op de berghelling zijn 100 perken gemaakt. Je vindt er nu bloemen, groente en lokale gewassen van Awaji.
Vogels kwetteren zacht, ver weg het geruis van verkeer.

Ik kijk uit op de zee. Witte strepen trekken wolken uit elkaar. Dit is het werkelijke museum van de vrede.

Beneden aan de helling een reeks aaneengeschakelde gebouwen naast het Westin Hotel, ovalen, een schelpentuin, observatiepunten. Restaurants, winkels en een conferentiecentrum zijn er in gehuisvest. Allemaal creaties van Ando. Het duizelt van de doorkijkjes, steeds weer lonkt ergens in een kromming het licht.

In een zelfde kromming is de gevel van het Shiba Ryotara Memorial Museum gebouwd.

Het gedenkt de schrijver van historische romans Ryotara.
Zijn oude woonhuis staat naast de nieuwbouw van Ando, in een woonwijkje in een voorstad van Osaka.
Het museum is klein, gelukkig, want het hart is de boekenkast van 31 lagen, naar schatting 10 meter hoog en 20 meter breed. Gevuld met 20.000 boeken uit het bezit van Ryotera. Licht stroomt binnen door een hoog glas-in-lood venster, bestaande uit vakken wit glas in 10 dessins.

Het nodigt uit om te zitten, en zelf te schrijven. Letterlijk, want stoelen, een fijne tafel en grote schriften staan voor bezoekers klaar om de ruimte te ervaren en hun beleving te delen. Ze tekenen deze universele ervaring op en laten zien dat ze overal vandaan komen: Japan natuurlijk, Australië, Singapore, Argentinië, Italië, Frankrijk en nu ook Nederland. In een hoek hangt een ingelijste kaart van Amsterdam. Omcirkeld zijn het Okura, CS, Scheepvaartmuseum en Kattenburgerstraat, Rijks, van Gogh en het Amsterdams Historisch Museum. In de kantlijn twee kleinere kaarten van Rotterdam en geheel Nederland. Ook daar staan cirkels ingetekend.  Ryotara heeft Amsterdam bezocht, en ik kijk in Osaka perplex naar een kaart met op ooghoogte mijn straat.
Voorwaar, het is een spirituele plek.

Ando komt uit Osaka, en werkt er nog steeds. Zijn atelier is van eigen hand, al twee keer vergroot,  vanuit  een oorspronkelijk woonhuis dat hij al snel na voltooiing van de opdrachtgever heeft overgenomen.
Het trappenhuis is prachtig en staat in Tokyo prominent geëtaleerd.

Ando verklaart op de tentoonstelling in Tokyo zijn liefde voor zijn stad.
Toch bekruipt me het gevoel dat die niet geheel is beantwoord. Grote ontwerpen om delen van Osaka leefbaarder te maken, zijn niet gerealiseerd. Op de expositie wordt de betekenis ervan prominent gebracht. Alsof het nog 1 keer uitgelegd moet worden. En goed gemaakt.
Toch is hij in Osaka ook op grote locaties te vinden.

Aan de haven in de baai van Osaka ligt het grote Osaka Culturanium at Tempozan, waar evenementen en tijdelijke tentoonstellingen plaats vinden. Vandaag is dat een expositie over Manga, Japanse strips.

Omdat ik het gebouw wil zien, laat ik me meenemen met een Japanse stripfiguur a la 007 incl de AK-47 en ander wapentuig die als attributen zijn uitgestald. Door twee kijkgaten zijn erotische scenes te zien. De kunst van het camoufleren. Het gegiechel trekt vanzelf aandacht er naar. Geweld wordt niet geschuwd. Stiekem en fout, een dodelijke combinatie.

De zon gaat onder in de baai. De lucht kleurt langzaam diep rood. Ando heeft hier op de eerste rij alle stoelen kunnen reserveren. Het uitzicht is spectaculair.

Mijn laatste dag in Japan,  in november 2017.

In het winkelhart van Osaka staat Gallerie Akka, een gebouw van 4 etages op een smal perceel. Een verzamelgebouw met een bar, restaurant en winkels. Het ziet er donker en in zichzelf gekeerd uit. De trap ligt diep in het gebouw verscholen. Een vide vormt de helft van het oppervlak zonder dat ruimte en licht ontstaan. Het beton oogt moe,  als een plant die lang in de schaduw heeft gestaan. Wat is hier loos?

Ik verkas vandaag voor 1 nacht naar een hotel dat op loopafstand van mijn trein naar de luchthaven is. Vlakbij het Nankai Namba station en de dichtstbijzijnde toegang voor het perron van de AirPort Expres.
Het Nambastation is een immens doolhof.
Breid het CS uit  tot de Dam en we benaderen Namba.

Het is een netwerk – heel modern – van stations van verschillende treinmaatschappijen en 3 metrolijnen.
De perrons zijn onnavolgbaar over Namba gestrooid en worden met looproutes en borden beheerst. Mis er geen, want dan zit je opeens op het Oosterdok in plaats van de Nieuwendijk.
Honderden, honderden winkels flankeren de tunnels.
Duizenden reizigers lopen op elk uur van de dag deze meters onder hun voeten weg, op weg naar werk en huis.
Nee, ik zie geen dikke mensen.

Via metrolijn Midosuji, de treinlijn Kintetsu Nagano en de Kongobus naar Hannan Neopolis reis ik naar het Chikatsu-Asuka Historical museum. Ruim 24 km van Osaka Namba. Internet stippelt dit nu in een paar tellen voor me uit. De rij voor de VVV is in digitale rook opgegaan.

In park en bos vind ik het museum. Het onderzoekt de oorsprong van de Japanse cultuur en het oude keizerrijk. De bron van het huidige Japan stamt uit Korea en China. Immigratie in de 6e eeuw heeft geleid tot de introductie van karakters en de eerste geschreven taal, tot overdracht van technieken van (wapen)fabricage, en een verandering in leven en gebruiken. Van kleding en paardrijden tot rangen en begrafenisrituelen.

In de omgeving liggen meer dan 200 grafheuvels uit de 3e – 6e eeuw.  Japanse hunebedden. Daarna komen deze grafrituelen niet meer voor.

Japan neemt een nieuwe gedaante aan.

De autochtone Japanner zal  toen geen snelwegen hebben stilgelegd om te voorkomen dat nieuwe opvattingen zich konden verplaatsen.
(Sowieso ijdele hoop want kennis laat zich niets in de weg leggen).
Maar een vredige tijd was het niet, getuige de wapens en harnassen die zijn teruggevonden.

Ando heeft zich laten inspireren door de kofun, de oude grafheuvels. Hij wil ons in zijn  ontwerp het binnentreden van een kofun laten ervaren. Ando: “een bezoek aan dit gebouw is een reis naar de onderwereld van de oude tijd.”.

De grafgiften zijn een deel van het reisverhaal: spiegels, potten, afbeeldingen van dieren en mensen. Uit 200- 500 nC, gemaakt door de Ando’s van die tijd.

En zo vang je een inktvis!

In het museum loopt de expositie in een cirkel naar beneden.

In het midden van de zaal kijk je omhoog naar de metershoge rechthoek die buiten in de trappen ontspruit, waar een aflopend dak is ontstaan. Daar worden voorstellingen gegeven en kunnen mensen verpozen.

De immense trappen lopen van de lucht naar het water. Aan de oever van het meer staan 4 mannen met grote telelenzen.
Er wordt druk overlegd. Ze zijn een bijzondere vogel op het spoor, met een rode vlek, legt een van hen me uit. Een opnameapparaat laat vogelgeluid horen. Geen idee hoe ze dat opvangen. Of is het een lokroep?

Diep in het park tref ik een kleine, ronde schuilhut met een kolom als een schoorsteen. Onmiskenbaar Ando.  Het vormt een as met het grote museum en is er in vorm een echo van. Schoonheid raakt het meest in eenvoud. Het is beeldschoon.

In de bus terug spreekt een Duitse man me aan. En is verrast dat ik als Nederlander Duits spreek. Hij is met zijn Japanse vrouw ingestapt. Na 40 jaar Duitsland wilde zij terug. Er zat niets anders op, lijkt hij te zeggen. Daar ben ik dan weer verbaasd over.

De man begint te praten en houdt niet meer op. Ik krijg college over de strijdende godsdienstfacties bij de komst van het boeddhisme naar Japan. Hoe zijn we op dit onderwerp gekomen? Aan een half woord heeft hij genoeg om zijn kennis te laten stromen. Ook Ando heeft geen geheimen voor hem. Het is geestdrift en dat is mooi.
Zijn vrouw zit er zwijgend naast. Ze kent hem al 40 jaar weet ik. Als we een paar woorden wisselen, spreekt ze vloeiend Duits tegen me.

Ik laat alle indrukken bezinken en schrijf ze op. Ik heb deze reis 11 Ando-creaties gezien. Creaties, want ze zijn bedacht, ontworpen, geschapen. Ze verrassen, ontroeren, ze zijn.

Ik neem ze mee naar huis.

Ondertussen in Japan, november 2017 (III)

Dinsdag 21 november. Een ochtendschilderij in ryokan Goshima in Usuki, in het noorden van Kyushu.
Een tomaat, ontdaan van huid. Versierd met sesam. Een kwetsbaar juweel. Op de achtergrond fado-muziek.

De dag begint koud. De ryokan is kraakhelder. De airco is kachel en blaast mistral in mijn kamer. Ik heb diep geslapen op de fijnste futon tot nu, met 3 kussens, en vering als een boot op rustig water.

Ik slof in kimono naar de badruimte. Alles ademt hier rust. Niet in het minst de eigenaar, die luistert, knikt en een halve tel wacht met antwoorden. Hij is op zijn plek.
De ryokan is klassiek met een grote leefruimte waar op de tatami-mat alleen leegte staat. Fijne details: zachte lampjes, de extra kussens, uitleg over het kleine Usuki.
Na het rijke Japanse ontbijt serveert hij koffie. Zeer ongewoon. En fijn.
Als je door en door de traditie koestert, kun je onbezwaard het andere er aan toevoegen.

De gastheer reed me de middag na aankomst (een van de treinlijnen naar Usuki bleek gelukkig intact) naar de stenen buddha’s, 10 km buiten de stad. Hoe aardig is dat?
Vanwege de buddha’s ben ik in Usuki.
Ze zijn gehouwen in de rotsen, waarschijnlijk tussen de 8e en 12e eeuw. Ze staan onverzettelijk in de eeuwigheid, verweerd door water en mos en onaangetast door de tijd.
Wat een aanwezigheid. Ik haal diep, diep adem.

In dezelfde trein keer ik de volgende ochtend om half 8 terug richting Oita.
De meeste reizigers van Usuki naar Oita slapen. Netjes op een rij.

En als de ogen open gaan, wordt ook de smartphone wakker.

In Usuki stap ik over naar Kokura om naar Kobe te reizen. Daar en in Osaka zet ik mijn odyssee naar de werken van Tadao Ando voort.

Woensdagavond, Osaka. In een steeg vind ik een restaurant.

Is er plek? Via een oortje wordt er met boven overlegd. Ja, er is een stoel aan de bar.

Achter me 4 tafels waar een gezelschap eet. Een personeelsfeest? Ik maak het slot mee. Een man in pak krijgt driftig applaus van dertig mensen.
Handen raken elkaar hoog frequent.
Daarna staan allen synchroon op. Honderden keren wordt er gebogen naar de gastheer.
Is hij de baas of de jarige?
Hij glimt en buigt onophoudelijk 60 graden. Het is avondgymnastiek. Hij kan het hebben, geeft geen krimp, topfit.

Zijn gasten bewegen alleen hun hoofd naar voren. Een oudere vrouw vouwt echter haar hoofd en bovenlichaam gracieus volledig horizontaal. De oudere generatie buigt dieper, weet ik. Hiërarchie slijt ook in Japan. Regels en gewoonten veranderen met de geest van de tijd. Moderniseren mag, als ze dit warme ritueel maar in enige vorm bewaren.
De anderen maken het goed door 4-8 keer te knikken. Arrigato (dank u) zoemt door de ruimte. De dank is groot. En krijg ik de indruk, het is belangrijk om deze te ontvangen.

Ik zie in een klein tafereel een van de essenties van samen zijn: geven en ontvangen. Als het in balans is, wordt het geluk.
Alleen aan de bar gezeten, krijg ik dit beeld in mijn schoot geworpen. Dat is mijn mazzel

Japan. Ik ben hier thuis. Zwerf graag door de ontelbare korte films van de stad.

Open je ogen en ze zijn er.
Om 22.35 sta ik onder een viaduct in Nankai, Osaka.

City gebruikt hier dezelfde letters als op het Leidseplein.

Boven mijn hoofd roffelen de wielen van een trein.
Vijf mensen nemen aan de overkant luidruchtig afscheid.
Een man en een vrouw lopen naast elkaar, in een gesprek waarin de bal met veel gevoel wordt overgegooid.  Instemming, gehum, intonatie. Collega’s op een onuitgesproken date?
Een kwartier later kom ik ze weer tegen. Ontspannen gezichten, het verhaal is nog niet af.

Overal waar ik kijk, zijn mensen.
Zijn Japanners anders dan ik?

De codes verschillen, niet de mensen.
Alles wat ik deze week zie, herken ik.
Verlegenheid, bravoure, vriendschap.
Reserve, haast, verlangen.

Het metier van mensen.

Ondertussen in Japan november 2017 (II)

Kagoshima, 18 november.  In Octa Hotel Cafe, een modieuze lunchroom tel ik op twintig bezette tafeltjes drie mannen. Twee zitten alleen. De vrouwen zijn diep in gesprek, vouwen dubbel van het lachen, hebben de vormelijkheid afgelegd. Vriendschap, familie.
Een cafe latte, een pompoentaartje, het smaakt ook mij goed. Waar zijn de mannen?
‘s Avonds op straat groepjes heren, jasje, dasje, harde lach.
Het regent, een auto sproeit water over voeten langs de stoeprand.

Kagoshima is levendig en lelijk. Traditionele huizen zijn schaars. Hier wordt gewerkt, geconsumeerd, men vaart wel. De moderne gebouwen staan lukraak naast elkaar geprikt. De gaten in de straatwand zijn parkeerplaatsen, soms met de lage gebouwtjes van 7 Eleven of Lawson erop geschoven. Daar koop ik mijn broodjes, koffie, bier, zeep.

Overal auto’s en asfalt in Kagoshima, en parkings van 3 verdiepingen of meer. Waar de bovenverdieping kantoor of winkel is, kon gelukkig de begane grond worden vrijgemaakt voor auto’s…
Zelfs bij een tempel is dat zo, de eerste drive-in gebedsplaats? Op open plekken wordt gebouwd. Resultaten uit het verleden voorspellen de toekomst.
De stadsplanner heeft hier langdurig verlof.

De stad is een mierenhoop tegen een majestueus decor. Een paar honderd meter water scheidt haar van Sakurajima. Een actieve vulkaan met een dagelijks rookpluimpje. Een website houdt de erupties keurig bij. Deze week niet anders.  Men verzamelt de as in gele zakken. Bij een uitbarsting in 2014 heeft de lava een corridor naar het vasteland in het oosten geslagen.
Het vulkaanplateau beslaat een gebied waar ook Kagoshima toe behoort. Een stad gebouwd op vuur en as.

Ik vaar naar de vulkaan en rijdt een rondje ter plekke met de bus. Het idee en de reis is enerverender dan de werkelijkheid. De reus slaapt.

Het decor is nergens fraaier dan bij de tuin Sengan-en, Unesco werelderfgoed en ooit het domein van een familie regenten die de omgeving eeuwen beheerste.
Ze werden industriëlen en bouwden halverwege de 19e eeuw in deze tuin de eerste Japanse stoomwerktuigen. Pioniers.
De restanten figureren in een zee van bloemen en bomen. Daarachter pronkt Sakurajima.

Plots rukt iemand aan mijn arm en duwt me naar een poort. Ik moet poseren. Dat moet een Chinese toerist zijn. Ik vind het goed, maar dan jij ook op de foto.

Zondagmiddag. Een klein marktje bij een tempel in Chiran.
Drie stalletjes, 1 met koffie en thee. Jonge mensen, dertigers, die reageren op een uitbundig gegild “mama”! Universeel. De roffel van voetjes op de houten galerij van de tempel verraadt waar het vandaan komt. Een man geeft me een traditioneel verpakte rijstbol.
De zon is warm, een felle lamp in een frisse dag.

Naar Chiran rijdt de bus in 5 kwartier vanuit Kagoshima. Ik ontmoet op de achterbank – de enige plek waar ik mijn benen kwijt kan – Valentin, een Rus uit Sachalin, het eiland ten noorden van Hokkaido, 5 uur met het veer van Japan. Hij is Japans vertaler, en bezoekt jaarlijks het land om zijn kennis te verdiepen. Hij zoekt naar Engelse woorden, zucht dat ze zijn weggezakt. Als hij ze vindt, hoor ik zijn vaardigheid en rrrollende Russische accent.

Een busreis lang trekken scenes uit ons leven voorbij. Hij houdt van Japan, wil een Japanse vrouw vinden. Dat is nog niet gelukt.
En hij werkt aan zijn boek. Hij laat een aantekenboekje zien. Dichtbeschreven bladzijden in een klein handschrift.

Valentin  slaapt zoveel mogelijk in de open lucht om geld te besparen. De roebel is sterk in waarde verminderd door de westerse sancties. Hij beschrijft zijn land zoals ik het in de krant lees, als een staat in handen van oligarchen, op weg naar een dictatuur als onder Stalin. Zo ver is het nog niet, zegt hij, maar oppositie voeren is gevaarlijk. Toch spreekt hij waarderend over Poetin als persoon, onder Jeltsin regeerde immers de maffia.
Daarom onder de blote hemel kamperen dus. Ik vraag niet waar hij slaapt. Om 3 uur wordt hij wakker van de kou. Soms neemt hij zijn toevlucht tot een sauna, voor weinig geld kun je baden en slapen.

We praten over de migratie in Rusland. Achter de Oeral wonen 5 miljoen Russen, bijna ieder trekt naar het westen, Moskou. Hij voelt zich daar niet thuis. Hij hoort bij Sachalin. En bij zijn vrijheid.
Misschien komt die Japanse liefde ooit. Maar dit is geen man die graag zijn eigen weg verlaat. Waar je gevallen bent, blijf je, schreef Nooteboom al.

Als ik door Chiran in een klein uur naar het Peace Museum wandel, kom ik hem weer tegen. Hij moet er een paar uur geweest zijn en is opgetogen over ‘de samoerai-geest’. Ik heb mijn twijfels en ben nieuwsgierig wat ik aantref.

Het museum conserveert de persoonlijke bezittingen en afscheidsbrieven van de kamikaze-piloten die vanuit Chiran in 1945 te pletter vlogen op geallieerde schepen.

De Tokko-operatie bestreek de laatste 5 maanden van de oorlog. Het kostte 1036 jonge mannen het leven. De kolonel die Tokko in gang zette, bedacht het uit efficiency: 1 vliegtuig met 1 piloot kon grote oorlogsschepen tot zinken brengen. Japan lag sterk op verlies.
De man pleegde harakiri bij de capitulatie van Japan om zich – getuige zijn afscheidsbrief – te excuseren naar de jongens die hij vroeg hun leven te offeren.

Voor elke piloot is rond het museum een boom geplant.

Binnen zien we hun foto’s, beschreven haarbanden en vlaggen en hun laatste brieven aan ouders, geliefden, kinderen. Hartverscheurend en zinloos.

Maar aan dat laatste wordt geen woord gewijd. Noch aan het foute Japanse regime dat deze oorlog begon. Dat is opgelost door de naam Museum van de Vrede te kiezen. Zelden een groter eufemisme gehoord. Hier worden helden vereerd en alle pijnlijke vragen niet gesteld.

Ik kijk naar gezichten die open en nog nauwelijks getekend zijn. 18, 19, 23 jaar, oude ogen in een jong gelaat.

In de vitrines de brieven waarin ze hun korte leven zin geven. Helaas, hoe actueel. En hoe immoreel is deze oorlogsstrategie.
De museumstem betreurt dat de tokko-piloten tegenwoordig in een adem worden genoemd met zelfmoordenaars die aanslagen op burgers plegen. Zo heeft elke waarheid haar eigen norm. Aangrijpend en stuitend.

Er zit een enkele fanaticus bij. Een kapitein die tot zijn spijt niet op missie wordt gestuurd, maar dat zo graag wil, dat zijn vrouw hun dochters en zichzelf verdrinkt. Zodat hij zich niet voor hen zal sparen en bezwaard hoeft te voelen. Ze zien elkaar in de hemel weer. Uiteindelijk zwicht de legerleiding voor zoveel drama en mag hij een vliegende bom worden.

In de bus terug naar Kagoshima overdenk ik dit. Een meisje stapt in. As de bus rijdt, zwaait haar vader haar uit.

Eerder op de dag zag ik de serene schoonheid van 7 samoerai-tuinen. Uitersten liggen soms dicht bij elkaar. Steeds met grote overgave.
De tuinen, eeuwenoude schilderijen van rotsen, bomen, struiken, zorgvuldig gecomponeerd en bewaard.

Rotsen verbeelden bergen, een waterval, een hoge boom een naastgelegen berg. Bij lantaarns ligt muntgeld.

De maker haalt een majestueus landschap naar het eigen erf. Een Madurodam met duizend betekenissen. Zoals onze gouden-eeuwers schilderijen vulden met symboliek – religieus, erotisch, romantisch – die voor elke Nederlander toen duidelijk was. In welke generatie hebben we dat verloren? Het 17-eeuwse kunstwerk is in 300 jaar niet veranderd en toch kijken we nu naar een beeld waarvan we de geheimen niet meer kennen.

Maandag 20 november. Op station Kagoshima-Chuo drink ik cappuccino. Over 3 kwartier de Shinkansen naar Kokura en vandaar via Oita naar Usuki. Ben benieuwd of dat lukt. Een paar dagen geleden kon ik niet reserveren voor de etappe van Oita naar Usuki. Een behulpzame beambte meldde typhoonschade aan het spoor. Er werd overlegd en gebladerd. Helaas.

Gisteren werd daar op een ander station niet meer over gerept.
Gelukkig, zelfs in Japan blijft de organisatie het antwoord soms schuldig.

Wonderlijk toch hoe snel je thuis bent in een stad. Drie dagen, 60 uur Kagoshima.
Het begint met openbaar vervoer en met de buurtwinkel. Ik loop vanaf het hotel naar tramhalte 2, vier haltes van het station. Alles is gewoon: instappen aan de achterzijde, voorin 170 Yen betalen bij het uitstappen, in gepast geld.
Aanvankelijk begreep ik niet waarom mensen tijdens de rit naast de bestuurder geld in een automaat stortten. Ze gebruiken de wisselautomaat om straks vloeiend naar buiten te kunnen gaan. Niemand die hier denkt: je wacht maar op me.
Het sociale verkeer in de openbare ruimte in Japan is ontspannen. Simpele voorzieningen als dit helpen.

Terwijl ik dit bedenk, word ik aangesproken door een oudere man. Hij spreekt met zachte stem opvallend soepel Engels. Waar kom ik vandaan? O, Nederland heeft hij 3 maal bezocht. Ben ik bekend met de haiku?
Haiku is poëzie van drie regels, in het westen toegepast met een ritme van 5-4-5 lettergrepen. Ik illustreer er foto’s mee. In Japan is de vorm vrijer.

Hij is van 1929, en lacht verguld bij het vooruitzicht 90 te worden. Als gepensioneerd vertaler en leraar Engels schrijft hij Engelstalige poëzie en proza, inmiddels voor vrienden verzameld in 10 bundels. Uit zijn tas komt een blauwe map.
Hij toont me zijn laatste haiku, die de schoonheid van de herfst bezingt.
Hij heeft een paar woorden doorgestreept en er alternatieven naast gezet. Geef ik de voorkeur aan ‘deepend fall’ of ‘autumn’? Misschien is het goed zo eenvoudig mogelijk te formuleren? We spreken erover. Ik zie een lotgenoot, en ben ontroerd door zijn gebaar.

Deze man ontmoet, observeert en ademt het moment als zuurstof in. En pakt dan met woorden de hand van zijn naasten vast.

Ik krijg een van zijn bundels toegestuurd. Vijftien minuten is er een engel naast me neergestreken. Zo wil ik 90 worden.

Ik schud hem de hand en neem de roltrap naar perron 14. De Sakura 548 vertrekt naar Kokura.

 

Ondertussen in Japan november 2017 (I)

Naar Japan. Dinsdagmiddag, de Boeing is een uur in de lucht. Ik kijk een film: Maudie.
Maudie is kreupel, verlaten, onverzettelijk.
Ze ontdooit het bange hart van een boze man.
Hij smijt met woorden, en steekt met stilte. En brult zijn waarheid over haar heen.
Zij staat in de wind, en tekent tulpen en kippen op de muur. Ze wordt Maud Lewis, autodidact kunstenaar, en nationale beroemdheid in Canada.

Dat is een goed begin. Beelden zijn voedsel voor de ziel. Alleen op reis. Hoe lang is dat geleden? 1987, naar Rome, een paar dagen solo in afwachting van P & B. Met een acteur van het Werktheater uit Amsterdam geluncht op het Campo Fiori. We groeten elkaar sindsdien op straat in Amsterdam.
1982, Tilos. Bivak op het strand, een paar meter van de zee, onder een dak van olijfbomen en snerpende krekels. Twee andere reizigers een paar meter verder, een restaurantje, niets.

2017. Mijn moeder noemt mijn reis een pelgrimstocht. Dat is het misschien ook wel.
In elk geval bijzonder om alleen te reizen. Achteraf krijgt het betekenis. Als je ervaart wat je doet, weet je wat je denkt, zei Weick al in de jaren 80. Hij beschreef hoe je persoonlijk betekenis geeft aan ervaringen en daarmee woorden toekent aan de weg die je loopt. Tasten in het duister, daar houden we nu eenmaal niet van.
Dat waarheid persoonlijk is, dreigt tegenwoordig door te slaan in fake news en de populistische tegencultuur.
We verlangen naar nieuwe collectieve waarden, en in Japan voel je die overal om je heen.

Ik ben tussen twee banen in en ik ga naar Japan.

17 uur later loop ik in Tokyo en betreed Rikugi-en, een park dat dateert uit de 17e eeuw, gevormd rond een grote vijver en ontworpen op 88 beschreven uitzichtpunten. Die staan op bordjes aangegeven. Ik ben dol op structuur.
Toch laat ik ze nu links leggen, ik kom voor de herfstkleuren.
Net als de kersenbloesem in het voorjaar zijn de herfstbladeren (koyo) een grote attractie voor Japanners. Groepen lopen achter hun camera door het park.

Kalenders en websites vertellen waar de kleuren wanneer op zijn mooist zijn.
In Rikugi-en zijn de eerste bomen in vuur en vlam.

Ik drink koffie in een theehuis naast de ingang. Een oude man met een groene jagershoed kijkt stil naar de vijver en de contouren van de bomen. Het is vreedzaam en vrij.

De schemer valt, het park sluit.
Ik ga met de metro terug naar de ryokan, die 1 halte verwijderd is van station Ikebubura waar ik die middag heb gedoold tussen de talloze in- en uitgangen.

Vanaf station Shiinamachi loop ik door smalle straten met moderne laagbouw naar Family Inn Saiko. Het voelt intiem en bijna thuis.

Bij vertrek zet de eigenaar je op de foto voor de voordeur. In de hal en op een dia-show op de IPad figureren vrolijke gezichten van gasten. Ik fotografeer hem op vrijdagmorgen ook. Hij is verrast.

Hij spreekt Japans-Engels. Dat betekent dat je elkaar goeddeels begrijpt zonder elk woord te vangen. Als hij naar de radio wijst en het woord ‘earthquake’ gebruikt, vraag ik:’now’? Hij knikt: ‘yeah, yeah’. Op Japanse newssites tref ik nieuws over de cheeseburger die Trump in Japan heeft verorberd bij Munch’s Burger Shack in Tokyo. Daar staan nu lange rijen.

Na flink zoeken inderdaad een bericht over een aardbeving 200 km ten noorden van Tokyo bij Fukushima waar de grote tsunami een aantal jaren geleden de kernreactor verwoestte. Het is een bescheiden beving kennelijk, andere sites zwijgen erover.

Vrijdag, 12.30 uur. Ik zijg neer in stoel 9E in de shinkansen Hakari 513 naar Shin-Osaka. Daar stap ik over op de shinkansen naar Kagoshima. Om 19.57 arriveer ik daar. Kagoshima ligt op het zuidelijke hoofdeiland Kyushu, met 13 miljoen inwoners en iets kleinere oppervlakte vergelijkbaar met Nederland.

In 7,5 uur reis ik zo 1463 km naar het zuiden. Dat is meer dan de afstand van Amsterdam naar Gerona in Spanje.
Shinkansen is de Japanse hogesnelheidstrein die al sinds de jaren 60 punctueel, en met service en betrouwbaarheid functioneert. We wachten in Nederland misschien nog eens 50 jaar voordat we daar van leren?
Tweederde van de rijtuigen heeft gereserveerde plaatsen. Voor eerdere treinen vandaag waren de reserveringen twee dagen geleden al volgeboekt.

Mensen praten zachtjes. Er wordt niet gebeld. De beenruimte is enorm, zelfs voor mij. Tasjes met proviand zijn ingeslagen op Tokyo Station, een mega-knooppunt van metro- en treinverbindingen. Er zijn tientallen winkels waar je vers eten kunt kopen. Fast food in Japan bestaat uit kant en klare maaltijden in handzame verpakkingen met salades, rijst, vis. Het aanbod is overvloedig. Ernaar kijken maakt al gelukkig.

Ik laat Tokyo achter me en kijk uit naar Kyushu.

Ondertussen bij de Biënnale 11 november 2017

Laatste bericht uit Venetië.
De Biënnale. Tweejaarlijks kunstevenement in Venetië. Exposities in landenpaviljoens, deels in de Giardini in ‘eigen’ gebouwen per natie die tot de jaren dertig terug gaan. (Nederland heeft Rietveld ooit opdracht gegeven een kubus neer te zetten die nog steeds dienst doet. Niet dat de Nederlandse bijdrage me dit jaar doet trillen op mijn grondvesten).

Het Hongaarse paviljoen blinkt en kleurt met parelmoer en goud. Egypte huist in een streng maupoleum. Anderen hebben onderdak gevonden in een van de talloze stadspaleizen. Een buitenkansje om deze oude glorie van binnen te bekijken. Mongolië, Mauritius en Andorra zijn bij elkaar gekropen in een palazzo dat in Amsterdams al lang appartement-materiaal, en ge-r-bie-enbiet was geworden. Steegje in, poortje door, en we vergapen ons aan een immense binnenplaats, vlak achter het Canal Grande. Houten uitkragingen hoog in de gepleisterde gevel, stilte, en aan twee zijden deuren.

Waar ga je naar binnen? Wanneer is kunst goed, of interessant, of mooi?
Mijn antwoord is: ik heb geen idee.
Ik stop, ik zwijg, ik sta stil en kijk. In een nieuwe wereld, soms naar een spiegel, of een film zonder tekst.
Mijn ogen willen het zien en ik zoek woorden om dat betekenis te geven.
Kunst redeneert niet, althans, niet met mij.

Zuid-Afrika laat 5 vluchtelingen hun verhaal vertellen. Ze zijn gefilmd tegen een groene achtergrond. Voordat je ze ziet, wordt een compilatie van hun teksten uitgesproken door Julianne Moore en Alec Baldwin, in hetzelfde groene decor, in de ik-vorm. Het is aangrijpend en confronterend.

Twee Hollywood-acteurs die mijn aandacht trekken, gefilmd in de setting van een interview, ogenschijnlijk zichzelf. Ze blijken en zijn de vluchteling. En het bekende gezicht doet me luisteren.

Geëmotioneerd vertellen ze over de trauma’s van de vlucht, over de kleine grote herinneringen: het kettinkje dat haar beste vriendin meegaf in de vrachtwagen, het speldje van de oude universiteit dat hij naar Zuid Afrika wist veilig te stellen.

Azerbeidzjan heeft een boodschap. Ons land is een smeltkroes waar religies en culturen vreedzaam naast elkaar bestaan. Ze strooit woorden als manna over ons heen.

En maakt kunst van muziek. De instrumenten wel te verstaan.

In Nieuw-Zeeland stappen we een 10 meter breed scherm binnen waarop een voorstelling langzaam van rechts naar links beweegt.

Op het doek steeds een aantal scenes tegelijk, die zich afspelen bij de komst van captain Cook naar het eiland. Een onderhandeling, een gevecht, een marteling, een rituele dans met zacht gezang.

In Georgië lopen we in het donker naar een oud boshuis met twee verlichte vertrekken. We kijken door de ramen. Water klettert door het dak op de vloer, de meubels, de muren. Het is binnen drijfnat. Gedurende de Biënnale vergaat dit huis, de druppels hameren hun weg door het bouwwerk. Ik glimlach.

In de VS toont Mark Bradford zich pessimistisch over zijn natie. Tegen de buitenmuur ligt het afval opgetast.

Slangen werken zich binnen vanuit de koepel langs de muren naar beneden.

Muurvullende doeken worden bekeken door goed kleurende bezoekers. Ik zie een performance. Between lies en truth….

Oostenrijk is fun. We doen mee in de One Minute Sculptures van Erwin Wurm, Just about Virtues and vices in general.

In Australe huist Tracey Moffatt en My horizon. Foto’s over een wereld van vlucht en crisis.

De zwanen van Tjechie drijven uitgelicht in een meer van illusies.

Dan ontmoet ik mr K. Mr K heeft een doos met foto’s nagelaten, de collectie van zijn bestaan. Zijn levensverhaal staat op 10 meter muur, gelardeerd met krantenknipsels over oorlogen, presidenten en ankers van 20e-eeuwse geschiedenis van Zuid-Korea.

Zuid-Korea vertelt zijn verhaal en lokt ons met lichtreclames.
In een aparte ruimte honderden klokken voorzien van naam en nationaliteit. De klok is ingesteld op het aantal uren arbeid dat het de persoon kost om in het eigen land een maaltijd te verdienen.

Argentinië ontroert met the Horse problem. Een drama is even dramatisch uitgebeeld.

Japan is ruimte, wit, open, gevuld met enkele houten pagodes en tempels. Opeens vallen minuscule hijskraantjes op. Uit een gat in de vloer verschijnt een hoofd. Een bezoeker. Een verdieping lager nodigt een trap ons uit hem na te volgen. Waar we op de bovenetage een stapel doeken rond zwarte aarde zagen, steken we ons hoofd nu in een miniatuurstadje, zwart als roet inderdaad, een industrieterrein? Inderdaad, niets is wat het lijkt.

Daar is in Chili het verdwenen volk.
De laatste namen die nog in gebruik zijn, draaien in een lichtbaan rond de zaal.

Lost en found in Kosovo. De 1664 mensen die nog vermist worden na de oorlog met Servië worden herinnerd met dit kleine monument.

In het Arsenaal, een 14e eeuwse fabriek en scheepswerf treffen we de andere exposities, meer dan honderd kunstenaars tonen hun aller-individueelste expressie.
We dwalen door beelden, video’s, garen, schilderijen en installaties.

Wat een bron van leven.

Ondertussen bij Damian Hirst in Venetië 10 november 2017

Het verlangen naar een stad die iedereen kan aanraken.

Damien Hirst speelt ermee in het Palazzo Grassi en de Punta della Dogana in Venetië. Twee musea met één extravagante, overweldigende expositie.

Hirst toont Treasures from the wreck of the Unbelievable.

Expositie? Een verhaal, een belevenis, waar je jezelf bij sluitingstijd uit moet bevrijden.
Ondergedompeld in het mythisch universum van Hirst met citaten uit de hele wereldgeschiedenis, reikend van Rome tot Disney.

Honderden en honderden vondsten uit een scheepswrak, meters hoog en centimeters fijn, die dateren uit de 2e eeuw. Hij vertelt in 2 films dat ze in 2008 zijn opgediept voor de kust van Oost-Afrika.

Met dit motto is de toon gezet.

The Unbelievable.

Gevonden in de onmetelijke geest van Damien Hirst en zo radicaal doorgevoerd dat beide musea uitpuilen met sculpturen van edelmetalen en – gesteenten, goud, brons, marmer, verweerd en bedekt met schelpen, wier en koraal.
Geboetseerd tot wonderlijke wezens van hoge schoonheid. De productie moet een fortuin hebben gekost. Schaadt overdaad? Als je denkt dat je niet meer verrast kunt worden, wacht in de volgende zaal (door meester-architect Tadao Ando meesterlijk geproportioneerd) weer een nieuwe creatie die je aantrekt en verovert.

Adembenemend, bizar, fascinerend en o zo grappig. Als Goofy zich overwoekerd met schelpen toont. Naast Mowgly en Balou uit Junglebook.

En we zien niet alleen de sculpturen. Hirst heeft de berging van de kostbaarheden gefilmd.

Mickey is uit de zeebodem geraapt.

Duikers tillen beelden uit het zand van de zeebodem. Met lieren worden ze op het bergingsschip getakeld.

In het museum lichten gidsen de vondsten toe. Here we see….

Hoe breng je een sprookje tot leven?

Wat is de boodschap van Hirst? Gelukkig is die niet al te groot, en tegelijkertijd meer actueel dan ooit:
niet iets, niets, is wat het lijkt.

Hoe vind je dan waarheid, en richting? Door vragen te stellen, zeg ik, en je oordeel zo lang mogelijk uit te stellen.
Doe eens gek!
Zoals Damien Hirst.

Ondertussen in Venetië 9 november 2017

We vliegen naar Venetië.
Voor de Biënnale, Damian Hirst en voor Tadao Ando.
Ando gaf het Palacio Grassi en de Punta della Dogano nieuw bloed in het oude lichaam. Dat wil ik zien.

Het is vroeg. Ik gaap, ik gaap, en nog een keer.  Ik sluit mijn ogen en weet dat ik niet kan slapen. Dat is altijd zo.

Ervaringen worden overtuigingen. Overtuigingen sturen gedrag. Zo reproduceert een incident zichzelf en krijgt betekenis.  Met de tijd als compost. En de behoefte aan voorspelbaarheid als water op de akker. Toeval mag niet bestaan.
Wat zijn we zonder definitie van onszelf?
Of van ons lot?

Ik slaap dus niet, ik schrijf.

Wat een vrede in Venetië, nu wij, toeristen, zijn verdwenen. Ik moet er zijn om dat te kunnen ervaren. Dat wel.

P

November dus, een moedig herfstzonnetje dat de oude stadspaleizen aan het water brutaal uitlicht.

Water, overal. Openbaar vervoer, vracht, prive verplaatsing, alles in water.

Zo was Amsterdam geweest als de Nieuwe Zijds, Rozengracht, de 5 andere Jordaangrachten, de Warmoesgracht, het Rokin en wat niet meer, niet waren gedempt.
Bevliegingen van vooruitgang die zich tot modieuze vergissingen ontpoppen. Het nieuwe is vaak lelijk oud geworden. De tijd levert het bewijs.

Ja. dat is een romantische opvatting. En ja, ik ben ook dol op Tadao Ando die met beton intimiteit tovert. Ook weer in de Punta della Dogano.

Venetie. Ik kijk om me heen en zie hier schoonheid, vervallen, opgepoetst, waardig.

Hoe zou de Sluisbuurt oud worden?
Waar ter wereld staan die mooi verweerde flats ook weer? De hoogbouw waar je voor stopt om even gelukkig te zijn, een foto te maken, onhoorbaar te zuchten.
Intieme ruimtes waar de stedebouw de mens als maat neemt.

 

 

Het verlangen naar een stad die iedereen kan aanraken.