Lepelstraat
Johnny’s schrille schreeuw
En korte broek
Niets is wat het lijkt
Lepelstraat
Johnny’s schrille schreeuw
En korte broek
Niets is wat het lijkt
Het cafe is leeg. De klandizie soest voor de deur in de avondzon. Ik haal twee biertjes, een man is me voor. Het licht stort zich uit over de bar. De druppels op de toog glinsteren, de tap staat in een bad van parels.
De man bestelt jenever. ‘Old or young’?
De jonge klare wordt door de barkeeper uit de holster onder de bar getrokken en met een woeste zwaai boven het borrelglas gebracht. Een statement. Twee mm onder de rand neemt de fles afscheid.
Dan zie ik mijn vader. Ik hoor hem zuchten: ‘Dat is geen borrel’. Hij zegt het meer feitelijk dan streng. Hij scheidt de bokken van de schapen. Toneel van vakmanschap.
Ik weet van hem, een borrel zonder kop is een half ei of nog erger, een lege dop. De kop is heilig. In de tempel van de drank regeren de rituelen.
Ik wacht op ons bier.
Mijn vader buigt zich naar het koude vocht dat bolt boven zijn glas. Hij zuigt zachtjes de overmaat naar binnen. Het genoegen verspreidt zich over zijn gezicht en daalt zijn lichaam in. Slokdarm, maag en darm.
Geolied, verwarmd en gehard door dagelijkse oefening. Nu kan het glas naar de mond worden gebracht en in teugjes worden geleegd.
Hij zit aan de bar en kijkt om zich heen. Ik kijk naar hem. Ik zoek naar woorden. Hij zoekt naar stilte.
Daar is het bier. ‘Zal ik het opschrijven’?
Ik zie, mijn vader is vertrokken.
Met twee glazen loop ik naar buiten, naar de zon, naar mijn vriend, naar vandaag.
Van Caroline Meerum Terwogt
Ogen tintelen
de staart omarmt
Nu ben ik met jou
Van Caroline Meerum Terwogt
De gulle hand strijkt
Een groene mand
En kleurt haar in slaap
Molen De Gooyer
Sluit de hemel
Over Amsterdam
Levensgenieters
Mijn schoonvader knapt op.
In het revalidatiecentrum mag hij verhuizen.
Minder zorg, meer ruimte, in afwachting van het verpleeghuis.
Hij heeft zich overgegeven aan het nieuwe leven. Goed eten, vermaak, structuur.
De nieuwe tweepersoonskamer is groot. Meneer Jansen is de veldheer die het domein beheert.
Schoonva stelt zich voor aan zijn kamergenoot.
“Ja, het ís een tweepersoonskamer, zegt meneer Jansen beteuterd.
“Bent u een vroege vogel? Kwa badkamer bedoel ik”, vervolgt hij.
“Neuh”, zegt mijn schoonvader die niet van etiketten houdt.
Dekking zoeken. De kolonie wordt verkaveld. Snel beslissen voor het plekje in de zon is bezet.
Op weg naar de verblijfsruimte komen ze elkaar weer tegen.
“Zal ik hem een glaasje witte wijn aanbieden?, vraagt schoonva.
Aan tafel ziet een vrouw hen verguld aan: “Levensgenieters”!
Ze wachten de tram
Eeuwig te laat
De zoen pakt haar kans