Vakantie in Nederland. In jaren voelde ons land niet zo groot, onze grenzen zo buiten bereik en het buitenland zo ver heen.
Vliegen is opnieuw exotisch, een avontuur voor waaghalzen. Of voor rijke mensen misschien.
In 1973 stappen we voor het eerst in het vliegtuig om in Salou, Spanje zomervakantie te vieren, eng en opwindend ineen. De meeste dingen die opwindend zijn, zijn dat omdat ze ook spannend zijn. En wat eng is, geeft doorgaans enige opwinding . Dat klopte dus samen wel.
Nu vieren we onbezorgd vakantie in Hall. Een natuurhuisje op het erf van vriendelijke mensen, omringd door boomgaard, moestuin, grasveld, borders, boompartijen. Het Nederlandse coulisselandschap in zijn oude schoonheid.
De kinderen zijn bij ons aangesloten. We praten over juli tweeduizend-toen, de zomer dat we …
…. in Namibië, voor dag en dauw in jeeps op pad gaan om woestijnolifanten te zoeken en te vinden…
… in Indonesië, de eerste avond in Yogjakarta aan de rand van een rijstveld eten, de zon daalt, de geur van de avond nestelt zich bij ons en als ik vraag:
“ En, hoe vinden jullie Indonesië?” klinkt een diepe zucht :
“Zó gewéldig.”
…. in Vietnam gevieren in de nachttrein van Hanoi naar Danang slapen. Een paar vierkante meter, groot genoeg voor 2 stapelbedden en een nacht slaap, reizend door Zuidoost Azië….
…. de maisvelden in Italië bij de grens met Slovenië in ons geheugen opslaan, waar we van rotsen in een meertje springen en twee oudere jongens indruk maken op de dochters….
…. in Canada bij de Niagara Falls varen….
…. plannen maken voor Tokyo in het najaar van 2016….
We fietsen door woorden als Ellecom, Loenen, Carolina Berg, Middachten, Avegoor, De Vrijenberg. Namen die je zomaar in Namibië of Zuid-Afrika tegen kunt komen.
En doorkruisen Laag-Soeren, waar mijn grootouders in 1940 een vakantiehuisje huren en met 5 kinderen vanuit de Watergraafsmeer naar toe fietsen. In 1953 logeren mijn pasgetrouwde ouders opnieuw in Laag-Soeren met de drie jongsten uit het grootouderlijk gezin dat inmiddels 8 kinderen telt. In de sporen van de tijd en van mijn familie, hoe zou ik me hier ooit niet thuis kunnen voelen?
Coulisselandschap ja, middeleeuwse kerkjes aan kromme wegen, uitgestrekte bossen, de zandbak van de Veluwe door het ijs in golvende heuvels ineen gedrukt. Sporen van horige boeren die in de 14e eeuw op De Vrijenberg optrekken tegen het gezag, we hoeven geen krant te lezen, we fietsen een rondje en zijn bij.
In Loenen geen Falls maar de grootste waterval van Nederland. Jacobus Craandijk stond hier in 1888 en schreef:
“‘t Is geen Zwitsersche of Noorweegsche bergstroom, die donderend neerstroomt langs magtige klippen en wolken van schuim doet opstuiven in zijn geweldige verbolgenheid. Wij zouden wel dwaas moeten zijn, om iets dergelijks hier op de Veluwe te verwachten en verkeerd zouden we doen, als wij de herinnering aan zulke overweldigende natuurtooneelen ‘t genoegen lieten bederven, dat het gezigt van dezen Loenenschen Waterval ons bereiden kan.” (Nieuwe Wandelingen door Nederland)
Mijn grootouders hebben hier in 1940 met vijf kinderen gestaan. Vier van hen zijn nog in leven. Ik kijk naar de foto van de reisschrijver. Het ontroert me. Beter had hij het niet kunnen zeggen.
Binnenkort gaan we naar Schouwen-Duiveland.
Schouwen. Duiveland. Spreek die woorden langzaam uit.
Een landschap krijgt de naam die het verdient, en verweerd door de tijd, gaat de aanleiding op in identiteit. Zoals het leven zelf.
Schouwen-Duiveland, het volgende avontuur lokt.