Dat een brug ontroert
dat je voeten
dat al lang weten

Dat een brug ontroert
dat je voeten
dat al lang weten
Op de brug over de Keizersgracht staan achter een lint gebruikers van TikTok opgesteld. Met zovelen dat ze wachten om de rijweg over te mogen steken om in de Runstraat een patatje te kopen. Gesneden en gefrituurde aardappelen, die elke snackbar in de stad verkoopt.
Op weg naar de kapper op het Singel. Mohammed, Syrische vluchteling is daar een zaak begonnen. Zijn gehandicapte zoontje van vier speelt op zijn Ipad. Mohammed draagt hem elke avond op zijn schouders drie trappen naar boven. De gemeente heeft hem een medische urgentie gegeven. Een klant van Vluchtelingenwerk legde het contact en helpt hem vanavond met inschrijven bij Woningnet. Hij vraagt wat mijn plan is voor vandaag. Bruce Springsteen in de Arena. Heeft hij nooit van gehoord, kan ik zijn naam intikken op zijn IPhone?
Weer op straat slalom ik naar de Rozengracht om een bestelling op te halen. Bezoekers slenteren, bewoners stappen voort. Die laatsten zijn afwezig.
De negentiende-eeuwse passage in de Raadhuisstraat heeft verlaten winkels, een paar toeristenshops en een fietsenzaak met het bord Luggage store. Een gebit met gaten en een modieus stickertje op een voortand. De mores van het pretpark.
Een veertiger steekt zijn arm tot zijn oksel in een prullenbak. Hij spant zich in, zijn haar modieus opgeschoren tot zijn oren, een felgele rugzak staat op de grond.
Even later loop ik met drie horren onder mijn arm naar huis.
Ik ben een curiositeit geworden.
Op stap met man en zoon. Ze houdt niet van stiltes.
‘Nou we gaan niet lopen haasten in Londen, gewoon op ons gemakkie, he?’
De jongen naast haar laat een boer. Ze schiet in de lach.
‘Straks eerst op de hotelkamer kijken waar de Wifi-code is.’
Niemand antwoordt. Ze kijkt ongemakkelijk voor zich uit.
‘Henk wil wel mee volgende week.’
Haar zoon schiet uit: ‘Die vind ik zo onbeholpen! Zo dat is er even uit. Dikke Henkie.’
‘Henkie zonder nek.’
Nu lachen ze samen.
‘Ik wil wel dat jij meegaat. Vorige keer ben je niet gegaan. En de keer daarvoor ook niet.’
‘Ik wil het wel weer eens zien.’
‘Zorg maar dat je kan.’
Na drie seconden zegt ze: ‘Nog een uurtje, dan zijn we er.’
Stad en platteland?
Amsterdammers
zijn dorpelingen
Een dag in het park,
samen honden
en mensen kijken
Het licht
Waar ze valt, zal haar
een zorg zijn, ze
weet dat we haar zien
Rembrandtpark
Oudste van de stad
raakt de hemel
nog zo groen als gras
De eik in Artis, 250 jaar oud
Op de tenen staan,
rekken, strekken,
om het te winnen
Als een kauwgumbal
spat de lente
op mijn lens uiteen
De Da Costastraat
zou in Japan
dus een tempel zijn