De oude gevel
Is het huis van de mussen
Ik zie hun toneel
Maandelijks archief: mei 2017
Ondertussen in Japan mei 2017
We zijn in Kanazawa, een oude historische kuststad 400 km noordwest van Tokyo. Nooit gebombardeerd. Een paar historische wijken worden gekoesterd, andere in hoog tempo omgezet in hoogte en beton. Het hoeft niet, maar het gebeurt. Zelfs Amsterdam reikt naar de wolken.
Rond ons hotel maken 4 bouwputten de omgeving tot een pokdalig gezicht. Aan de rand daarvan tellen honderdjarige huisjes hun laatste dagen.
Maar goed, ook historie dus. In het hart van de stad ligt een van de 3 mooiste tuinen van Japan. Kenroku-en. Werkelijk, zo had het Vondelpark kunnen zijn. Schoonheid. Een plek van verlangen, waar je bij een bocht versnelt om te zien wat ze verbergt.
Negentiende-eeuwse bomen waarvan de takken tot 10 meter horizontaal door de lucht reiken, ondersteund door houten krukken.
Als een balletdanseres die zich tot het uiterste strekt in gratie.
Bomen die met elkaar harmoniëren of spanning oproepen door kleur en omvang. Twee grote vijvers die met bloeiende struiken, stenen en bomen geboetseerd zijn. Beeldschoon.
Het park is druk, met millenials en gezinnen, soms drie generaties.
Hier wil je zijn.
Kenroku-en betekent simpelweg ‘6 kenmerken’. Een ware tuin moet aan die 6 voldoen: ruimte, beslotenheid, zweem van oudheid, genialiteit, stromend water en uitzicht.
Een metafoor voor het leven nietwaar?
Dat we bestaan is al geniaal, wat een mens kan, is geen levend wezen gegeven.
En oudheid is in het pakket meegeleverd: voorouders, geboortegrond. Voor Japanners vanzelfsprekend. Nederlanders kennen doorgaans tenminste de zweem daarvan.
De andere vier zijn ons leven: vrijheid en vertrouwdheid vinden. Een fijne paradox.
En stromend water en uitzicht?
Alles wat stroomt, ontwikkelt zich. Liever een rivier dan een meertje. Perspectief.
Daar kleed je je voor aan.
Jongeren huren kimono’s voor dit zondagse uitje. Ik zie het voor me: een gat in de markt. Bij het Leidsebosje: verhuur van avondkleding en smoking voor een wandeling in het Vondelpark.
De oprichters van het pretpark zouden er in 1866 voor getekend hebben.
Die nacht wint Ajax met 4-1 van Lyon en word ik wakker met 30 berichten. Filmpjes en vrolijkheid. De doelpunten zijn al op internet te vinden en ik stroop alle jubel in de verslagen af.
Dat kan op het gemak tijdens de reis van 6 uur naar Koyasan, de heilige berg waar Kukai de Shingon-sekte stichtte en daarmee de religie in Japan voorgoed veranderde. Kukai is de monnik die op het hoofdeiland Shikoku de bedevaart van de 88 tempels deed ontstaan.
Het pad naar zijn graf – Unesco werelderfgoed – voert door een landschap met 200.000 graven. Een enkele modern maar vele zeer, zeer oud. De oude meester is in 867 in eeuwige meditatie gegaan. In zijn omgeving begraven worden is sinds de vroege middeleeuwen begerenswaardig.
Ieder rust onder eeuwenoude ceders, duizenden reuzen die lang geleden twee aan twee zijn geplant, waardoor de voeten van de stammen versmolten zijn.
Vrolijk aangeklede beelden flankeren de route. Ze brengen lichtheid en leven in deze gewijde plaats.
Met deze religieuze trekpleister is Koyasan ook het domein van toeristen geworden. Met hotelfaciliteiten in de vele tempels, langs de verbindingsweg op de berg beschaafde souvenirwinkels, espressobars en ATM’s. Je loopt er langs, draait een rondje in de winkel, sloft door. Het logaritme van toerisme. Ook wij slapen in een tempel en wonen ‘s ochtends om half 7 de gebeden bij. Dichter bij de middeleeuwen kom je niet. Religieuze rituelen en de aankleding van gebedshuizen koesteren het bestaande. Zoals sterrenkundigen door het observeren van verafgelegen sterrenstelsels het ontstaan van het heelal waarnemen.
Het toerisme in Koyasan onderscheidt zich doordat om 20 uur alles dicht is en verduisterd. Op de lantaarns bij de tempels na. Daar, in de tempels, gaat de deur om 21 uur op slot, de ochtend begint vroeg. We zorgen dat we binnen zijn.
Ook een strategie om de bokken van de schapen te scheiden en het monster toerisme te kooien. Ik blijf maar aan Amsterdam denken, maar vermoed dat niet alles overdraagbaar zal zijn….
Toch, als we in Kyoto zijn, stroomt het elixer van de grote stad weer door mijn aderen. Licht, leven, nergens verveling. Winkelstraten die om half 10’s avonds nog een vrolijke menigte trekken en even verderop, een smal pad parallel aan de rivier met bars en eethuizen. Overal mensen. Dat maakt de grote lelijkheid draaglijk. Anonieme flats en kale parkeerterreintjes, gaten in het gebit van de straat. Maar om de hoek weten we de troost. Het leven is hier altijd onder handbereik. Dat denk ik als ik in Lawsons brood en yoghurt voor het ontbijt van de volgende dag haal. Een donkere straat, met de architectuur van het geld, plat en onopgelost. Kyoto is opnieuw een openbaring.
We eten de beste kip in een yakatori-eethuis met 10 zitplaatsen aan de bar. Als de kippenvleugels worden geserveerd fladdert de baas met zijn armen. De universele taal der mensen.
En we zien in de Ginkaku-tempel (de “zilveren” tempel waarvan het zilveren dak nooit uitgevoerd werd) spectaculaire droge landschappen. In zand verbeelde weergaven van de zee en de berg Fuji die de tempel flankeren.
Tempel, zee en berg zijn een eenheid met het park. Waar ik ook kijk, ik zie harmonie.
Onze reis eindigt in Osaka, de bakermat van Tadao Ando. In een suburb staat het Sayamaike museum.
We lunchen in de tuin, de zon op ons gezicht. Het museum vertelt het verhaal van het oudste irrigatiesysteem van Japan, uit de 7e eeuw en het meer dat de basis daarvan vormt.
Net als de Ginkaku tempel laten het gebouw en de omringende natuur elkaar schitteren.
Het fluwelen beton van Ando is opnieuw een meesterwerk van ruimte en licht, op 3 nivo’s.
In de tuin klinkt luid melodieuze jazz. Oude mannen drinken, boeren en lachen. Het wordt nooit meer donker.
Ondertussen in Japan april-mei 2017
De kalmte van de bergen. Onze ryokan ligt buiten de kleine provincieplaats Chino. Een weg die in het dal met een bibberende streep de rivier volgt. Bomen en huizen gespikkeld in de berm. Hoger wordt het water een woeste beek. Het hotel heeft zich ernaast gevleid.
De kersenbloesem laat hier nog op zich wachten. De knoppen koesteren een zwak zonnetje. Het is fris en stil.
Chino. Welk beeld resteert uiteindelijk als de tijd ervaringen heeft uitgewist, gefilterd tot die ene herinnering? Niet de eenzame tempel waarvan ik de naam ben vergeten. Niet de natuur die bescheiden zal verdwijnen.
Van W, de expert op het congres uit de jaren 90 draait in mijn hoofd het filmpje van een workshop waarvan de inhoud verloren is gegaan. Ik zie alleen hoe zijn vinger gewikkeld in een zakdoek zijn neusgaten leegt. Nadien sprak zijn publiek vooral over zijn onbeschaamde neuspeuteren, gecamoufleerd door een stukje stof.
Al die uren voorbereiding, alle wijsheid teniet gedaan door sociaal ongemak. Het kleine is het grote.
Als ik me later iets herinner van Chino is het niet de ryokan maar de expressie van de serveerster. Nooit zag ik iemand zo met heel haar gelaat praten, lachen en sturen. Minutieus werden alle kleine gerechten door haar toegelicht, in grote haast, niet uit verveling, maar uit opwinding over al dat bijzonders dat ze ons kon aanbieden. Ze hapte naar lucht, struikelde echter niet over haar woorden, haar Engels sprintte eloquent uit haar mond.
Bij het eerste ‘arrigato’ dat ze van ons terugkreeg, vouwden haar ogen, mond, wangen zich tot een lach, en toonde haar hele hoofd heftig schuddend dankbaarheid. ‘Oh, thank you!’
Dit is de 100 meter van serveren. Inzet, controle en explosie. Voorwaar, allles aan haar lacht. Ondertussen aandachtig elke uitdrukking van ons gezelschap monitorend om ongemak tijdig waar te nemen zodat deze kan worden opgelost voor ze zich voordoet.
En dan nog het eten, inderdaad bijzonder.
De kalmte van de bergen.
We reizen verder.
.
Tussen Magone en Tsumago loopt de oude postweg. We lopen deze Nakosendo door bossen en velden. Hier overal bloesem, vaak in dubbele kleuren.
Oude huizen, zorgvuldig in stijl gehouden. Geen ATM behoudens het postkantoor dat op deze feestdag dicht is. Vanuit Tsumago door naar Nariso. Een busstation, verlaten winkels, een heftige regenbui en de warmte van een koffiehuis.
De gouden week met 4 nationale feestdagen is begonnen. Japan is op reis. In Matsumoto schuifelen we de volgende dag in een lange rij naar en door het kasteel, een 16e eeuws bouwwerk van donker cypressehout met steile Jordaantrappetjes en balken van 40 cm doorsnede.
Als een krans om de stad besneeuwde toppen.
Als de regen het van de zon heeft overgenomen, rijden we daar naartoe. Weer volgen we een rivier, de Azusa, en een netwerk van tunnels. De kabelbaan brengt ons in de mist naar 2100 m hoogte. Sneeuw.
Het dooit licht. 10 minuten prikt de zon door de deken van wolken.
We overnachten in een ryokan vlakbij. Als de avond valt, trekt de hemel open. Dit is wat je noemt a room with a view.
De kalmte van de bergen.