Van Oost naar West
Haar voet stampt fijn, het Krugerplein,
ze bijt de telefoon,
woede, puur en schoon
we vallen stil,
dan ziet ze mij
en slikt de schaamte weg
ik ga op pad
Dag Majubastraat,
waar net mijn moeder is geboren,
ik fiets de Krugerstraat,
op nummer 4 groet
haar oom, licht van geluk,
op zijn motor stilgevallen
voor de glasplaat van mijn opa
Berlage roeit de Amstel over,
waar tante Rie schipbreuk leidt
met de pont en wordt gered,
ze kan straks pudding maken en
op de brommer naar de zondagsschool
voor altijd achter me, op de Tugelaweg
De Vrijheidslaan opent haar armen
voor de rode capuchon die
het lint van fietsen knipt, precies
voor mijn wiel de sprint wint,
ik mis zijn huldiging
Drie fietsers giechelen door de Apollolaan,
schots, scheef, gein
een weg om je dood te lachen,
waar je zomaar langs dure huizen rijdt, gratis en voor niks.
Twee monden werpen woorden
naar de achterblijver,
als ze nooit meer zwijgen
haast ik voorbij
naar de poort
van het Lyceum, waar scholieren
naar vrijheid vliegen
spreeuwen wachten in de boom,
tot het tijd is
Aan de overkant bloost
het fietspad in de Lairessestraat,
charmante vriend op leeftijd
die stiekem boodschappen doet
in de chaos van de Zeilstraat,
auto’s, tram, brug, alles in de uitverkoop
Bijna thuis ben ik, lang geleden
over Hoofddorpplein, Plesmanlaan, de zachte kade van de Slotervaart
waar ik veertjes zoek
voor het werkstuk in klas 2 en
mijn broertje uit het water trek
op tijd voor de wafel van de ijscoman
op vrijdagavond, thuis
ik ben op tijd.