Ondertussen in Roye, 23 augustus 2021

In Roye zijn de trottoirs behangen met bloemige projectielen die het zwarte asfalt – geen klinkers – kleur moeten geven. Elke 50 meter kijk ik schuin omhoog en verbeeld me dat de ketting breekt en de schotel mijn schedel plet. Tot de hemel breekt, lopen we langs bakstenen gevels, onteerd door kunststof kozijnen en deuren van de Doe-het-zelf-winkel. Achter de vitrages lichten TV-beelden op. Een auto geeft gas in de lege straat.

Tussen de oude huizen rond het dorpsplein staat een platte doos met reclame op haar voorhoofd. Het zijn verwensingen uit een gehavende mond. Zoals in Japanse plattelandssteden als Bibai zijn in Roye om de drie blokken happen uit de straatwand genomen om een parkeerterrein te creëren. Ook het huizenblok naast de kerk is halverwege geamputeerd, waarna de wond is geasfalteerd. De auto’s die het offer met parkeergeld lonend hadden moeten maken, ontbreken.

Het virus van de vooruitgang heeft Roye lang geleden gevonden. Ze hapt nog steeds naar adem.

Ondertussen, 12 augustus 2021

We lopen in de beeldentuin van een industrieel. Terwijl wij zijn kunst bekijken, beziet hij ons, vanuit zijn kraaiennest in het rietgedekte huis.
We zwermen uit, de gids zet de pas erin, twee minuten per beeld, en rap zijn we tien bomen verder – wees ze naar links of ging ze naar rechts ? –  wie treuzelt valt halverwege in het verhaal dat veelal eindigt met het materiaal waaruit de creatie is vervaardigd en de aanmoediging het beeld te betasten, de groeven, de gladheid, de glans te voelen.
Er wordt gereflecteerd. 
“Belgisch hardsteen heb jij daar wel eens van gehoord? “
“Nee, ik zit niet zo in stenen.”
Misschien vindt de eigenaar morgen een verwilderde bezoeker die het tempo niet bij kon houden, afgeleid door de schoonheid van Richard Long’s stenen.

Verdwaald in het bos  ten einde raad overnachtend in het kippenhok van Atelier van Lieshout.
We wandelen in een toevallige groep van stellen en vrienden. Mensen lopen in de weg bij foto’s, de vrouw in de rode broek aait nu alle beelden al voordat de gids ons heeft aangespoord.
“Zou die Armando nog leven denk je?”
Als we het huis passeren, loert ieder naar de ramen. De vrouw die voor me loopt, bespreekt met haar vriendin het leven van de multimiljonair.
“Maar ja. Als je zo’n grote tuin hebt, heb je niet genoeg aan 2 beelden.”
We eindigen op het terras. De man in korte broek slaat hard op zijn been.
“Dat is twee”.

Ik ben een vreemde onder de mensen.