Hockney. Wat weet ik van Hockney?
Ik herinner me gestileerde portretten van Amerikaanse interieurs. De welvarende mens en zijn habitat.
Geschilderd in een spannend perspectief, dat wel.
Het oog van de meester laat me kijken, het pakt me vast. Maar het oogt ook glad.
Schilders schilderen. En in ons hoofd ligt de afdruk van hun werk, een pastiche, een emotie, nalatenschap van een ervaring.
Zo stapte ik het Centre Pompidou binnen. Het museum waar de buitenkant zichzelf exposeert.
Een overzicht van de grote Hockney dat zijn hele leven bestrijkt.
Toen: het eerste portret van de vader door zijn zoon.
Nu: een zelfportret als 80-jarige met drie vrienden, getekend op een IPad. Performance en afbeelding: je ziet hoe de meester de gezichten poetst uit strepen, vegen, schetsen op het vertrouwde scherm.
Het is een betoverende expositie. Het onthult Hockney als zoon, artiest, homosexuele jongeman, vriend. Hij vindt de vrijheid in California, schildert naakte mannen in diepblauw water.
Niks oppervlakkig, hij tekent leven, lust, verlangen in intense kleuren.
Sluit vriendschapppen met schrijvers en verzamelaars en legt hen vast op levensgrote canvassen, kwetsbaar, licht, aangeraakt door het penseel.
Zie het levensgrote dupportret van Christopher Isherwood en Don Bachardy. Isherwood wendt zich naar zijn jonge vriend, olijk bijna. Zijn vriend glimlacht en spreekt via de schilder.
En kijk de verzamelaar die gesecondeerd door een staande figuur zich breed maakt op een sculpturale bank.
Voor de eeuwigheid getransformeerd tot een afbeelding in het oeuvre van de grote observator.
Intieme portretten van zijn moeder en vader in Yorkshire. Zij kijkt in haar mooiste jurk naar haar zoon, hij zit naast haar gebogen over een boek.
Door de jaren heen tekent, fotografeert en schildert hij hen, zijn ouders. Hij ziet ze, en vereeuwigd ze. En heeft ze zo altijd bij zich.
Zijn werk van 2017 spettert van de muren. Een tuin en terras, in steeds wisselend perspectief. Kleur, kleur, kleur.
Geen somberheid te vinden in dit levende werk.
Dat dacht ik vanavond toen op de strandweg in de schemer mij een vrouw tegemoet kwam. Heur haar als van Cleopatra, als beschermende handen symmetrisch gevouwen om haar gelaat. Ze was blond, dat wel.
Haar gezicht wit uitgelicht door de spiegel in haar handen, waar haar blik geen moment van week.
Mediterrane huizen, een enkele weg, de berm van zand en rauw gras.
Een tafereel van Hockney, de vrouw, haar IPhone, de man aan haar zij.