De tijd
Een kop koffie in het woonzorgcentrum.
Mijn schoonvader kijkt voor zich uit. Zoekt hij woorden? Zijn ogen maken contact met de ruimte. Tussen ons in twee kopjes op een tafeltje.
Ik wacht. Ik weet, hij neemt de tijd.
Op zijn gezicht geen begin van een gesprek.
Geen frons die vooraf gaat aan een verzuchting. Geen glimlach die een anekdote aankondigt.
Hij kan meesterlijk zwijgen.
Ik volg zijn blik. De oude actrice zit gebogen over haar telefoon.
‘Hoe kan dat nou, ik begrijp er niets van’. Haar stem vult de ruimte. Maar het apparaat luistert niet.
Het gemopper vormt een wolk, en druppelt onmacht.
Ik sta op en zie dat datum en tijd een avond in 2012 aangeven. Een ander leven. Herinneren kan troosten. De telefoon probeert het, maar vergeefs.
Je kunt maar beter onder ogen zien hoe laat het is.
Ik zet de data in het nu. Ze kijkt op het display en herhaalt wat ze leest:
‘Is het 20 over 11? En vandaag 28 november?’ Als ik het bevestig, glundert ze.
‘Zo zie je maar, je moet een man om je heen hebben.’
Mijn schoonvader keert terug van de WC. Zal ik haar stoel bij hem aanschuiven? Ze pakt haar mobiel, belt een naaste en het moment is voorbij. Ik hoor haar zuchten:
’Wat zal ik zeggen, ik ben ongelukkig’.
Ik kijk naar mijn schoonvader.
Zijn gezicht is windstil. Zwijgen is leven.