Na de lunch ligt mijn schoonvader in bed.
Hij kijkt naar het plafond, ogen open, een boeddha in rust. ‘Wat doe je in bed?’ ‘Verplicht’, zegt hij, ‘dat is nieuw.’ ‘Maar dan kun je toch opstaan?’ ‘Nee, het is verplicht.’ Het regent, wie doet er wat aan? Je kunt het weer wel verwáchten, maar niet veranderen.
Later zegt de staf dat hij na de middagboterham steeds in zijn stoel in slaap valt. Verplicht, verplicht, nee natuurlijk niet, maar dan kun je maar beter even gaan liggen toch?
Een groot talent voor gehoorzaamheid.
Leven is volgen.
De reisleidster kent de beste plekjes. Ze was best goed joh.
De ober deed echt zijn best. Het eten was voortreffelijk hoor.
De zusters zijn reuze. En dan de witte rust van de zoldering. Alsof je onder de wolken in het gras ligt.
Je wordt er wakker van.
Terug van vakantie. Tas in de gang gezet, spoorslags naar het woonzorgcentrum. De berichten van de overzijde van de oceaan waren afwisselend zorgelijk en geruststellend geweest. Aan de telefoon was contact met mijn schoonvader niet gelukt.
We vinden hem in de huiskamer, in een rolstoel. Zijn hoofd hangt voorover. Als we gedag zeggen, komt het omhoog. Hij groet en legt het hoofd weer in de schoot. Alsof de scharnier lam is, zijn nek zelfs het magere, bleke hoofd niet meer kan torsen. ‘Pap hoe gaat het?’ Hij richt zich op. ‘Goed.’ En buigt voorover. ‘Hoe gaat het lopen?’ ‘Gaat wel.’ ‘Maar je zit in een rolstoel.’ ‘Ja.’ Hoofd en nek bewegen als een jaknikker op en neer. De antwoorden die hij oppompt, bevatten geen substantie, maar alleen het residu van zijn persoonlijkheid. Klein maken, ondergaan, overleven.
Later horen we dat hersenen krimpen met veroudering. Het vocht dat de vrije ruimte vult, kan lopen en geheugen onderdrukken. Als het poliklinisch wordt verwijderd, knapt hij iets op. De spieren herstellen zich, zijn observaties zijn scherper. Een verzorger van het woonzorgcentrum vraagt: ‘Wat vindt u nu van het verblijf hier?’ Hij kijkt voor zich uit. ‘Moeilijk om de dag door te komen.’ Een ongekende uiting van emotie. Heeft hij ooit zijn zelfbeheersing verloren? Boos geweest, gejuicht? Zijn leven lang fan van ADO, en ooit gehost bij een goal? Met een glimlach applaudisseren, observeren, en incasseren. “Wat zoudt u willen doen?, vraagt de verzorger. Hij denkt lang na. ‘ Naar de kerk misschien. En dammen’ ‘Oh’, de verzorger veert op, ‘we kunnen best iemand vragen om elke week met u een partij te spelen.’ ‘Elke week? Neuh, dat wordt wel wat veel.’ In de binnentuin warmt de zon zijn gezicht.
Af en toe valt hij in zijn rolstoel in slaap.
Het echtpaar steekt over als ik fietsend de brug afrol. Twee magere gezichten kijken me aan, ingelijst in lang steil haar. De mondhoeken wijzen naar de straat, waar hun schoenen tegen de helling klimmen. Ze duwen zwijgend een ouderwetse kinderwagen voor zich uit. Ik ken ze. Hun gezicht neem ik mee naar huis. Aardappeleters. Van Gogh heeft dit zojuist, op zijn ezel, achter me op de brug geschilderd en zal er in 2040 wereldberoemd mee worden.