Herfst in de Jordaan.
Ondertussen in Amsterdam 9 oktober 2016
Op de oude schans ligt de zon. Ik zie de Sarphatistraat.
Over het water in de Roetersstraat.
Zondag op de Plantage Muidergracht.
Spoor zoeken in de groene weide.
Naar de Hortus.
Ondertussen in Amsterdam 28 september 2016
Onschuld in Amsterdam.
Ondertussen in Nara, 22 september 2016
De laatste dag om Japan te ervaren. We nemen de sneltrein naar Nara, voor Kyoto hoofdstad van het keizerrijk. Een nacht Nara en dan vrijdag vroeg naar het vliegveld van Osaka.
We zien de stoptrein van Kyoto naar Nara overvol vertrekken. De laatste reizigers wurmen zich erin. Nabijheid. Je ruikt de ongewassen trui van je buurman. Je ziet haarspelden, pukkels, en ongemak verkleed als onverstoorbaarheid. De dichtheid van mensen is zo groot dat de smartphones onbruikbaar zijn.
Onze Rapid Express doet ons dat niet aan en brengt ons 3 kwartier later in Nara. In het openbaar vervoer ga ik in Japan gebukt door het leven. Alles is 10-15 cm lager dan in Nederland. Dat geldt ook voor voetgangerstunnels, deuren en lampen. Japanners kijken er geamuseerd naar.
We logeren in Nara-hotel, een upperclass-hotel als afsluiting. Hier logeren de mensen die bijTakashimaya in Kyoto inkopen doen. Het hotel is een eeuw oud. Een museum van overnachten op stand in de 20e eeuw. De gangen zijn bekleed met foto’s van de inrichting uit de jaren dertig. Het eerste gastenboek ligt in een vitrine. De piano waar Einstein op speelde, is na 40 jaar vermissing teruggevonden en vertelt zijn verhaal in de lounge.
En de keizerlijke familie natuurlijk: kind aan huis. Foto’s van bezoeken door de jaren heen zijn minutieus op de muur gerangschikt. Wat je bent, ben je door aanwezigheid der anderen.
We printen onze boardingpassen en kopen kaartjes voor de bus van vrijdagmorgen naar het vliegveld.
Dan is er nog een middag om Nara te zien. We kiezen het park, de helft van de stad. Kilometers lang en breed. Daarin staan een museum en belangrijke tempels. Overal lopen herten vrij rond. In Nara zijn ze de boodschappers van god. (Tot 1650 stond de doodstraf op het jagen van een hert). De fietsers op de stoep hebben hier vier poten. Ze stellen zich aan iedereen voor die de suggestie wekt dat hij eetbare zaken draagt. Maar gelukkig, het kabeltje van de IPhone kan ik net uit een bek trekken.
We zien twee mooie pagodes van tempel Kofuku. En ontroerende levensgrote beelden van monniken uit de 8e eeuw. Dit zijn echte mensen, tussen 140 en 155 m groot. Drie gezichten naast elkaar, van zacht naar gekweld tot strategisch. Die laatste laat zich de kop niet gek maken. Geloven was in die tijd ook regeren en vooruitzien.
En we bereiken net op tijd – tempels sluiten in heel Japan om 17 uur – Todai-ji, het grootste houten gebouw ter wereld. Gebouwd om een gigantische boeddha een dak boven het hoofd te geven.
Die boeddha is omringd door andere goden en door twee van de twaalf generaals, die als wachters hun meest angstwekkende gezicht trekken. De boodschap komt over.
Maar ingehouden acteren is anders.
Het is de enige tempel, van de meer dan 20 die we hebben bezocht, waar fotograferen is toegestaan.
Dat gold niet voor de monniken, waar in het museum van Kufuku ook geen foto’s van te koop zijn. Maar ze zijn gezien.
Rond de tempels verkoopt de religieuze gemeenschap een grote diversiteit aan souvenirs, van ‘charms’, amuletten voor examens, huwelijk, gezondheid, zwangerschap, tot foto’s, T-shirts en religieuze memorabilia.
Tot 17 uur dus en het stempelen stopt het en der al om 16.30 uur. Religie is zo aanwezig in het dagelijks leven dat het werk wordt.
Dat zijn betere arbeidsomstandigheden dan die van de jonge winkelbediendes die we in de steden op de stoep aantreffen zwaaiend met een groot bord. Ze herhalen onophoudelijk dezelfde tekst en glimlachen erbij. Soms staan ze op een verhoging. Gezien en gehoord worden, dat is de opdracht.
In Nara staat het meisje er als we naar het restaurant lopen. Anderhalf uur later is er niets veranderd. Ze moet schor en moe zijn. Ik hoop dat ze een werkstudent is en in een paar uur veel geld maakt. Ze is vermoedelijk niet de CEO die op de zeepkist het personeel motiveert.
Restaurant Happoh in de kleine binnenstad presenteert ons de laatste caleidoscoop van Japanse kookkunst. Tempura, misosoep, ingemaakte groenten, eierrollen, sushimi, rijst.
De avond is gevallen. We pakken koffers en gaan morgen naar huis.
Japan was een feest.
Ondertussen in Kyoto, 21 september 2016
Eens per maand is er een grote vlooienmarkt bij de Toji-tempel. We lopen er naar toe. Tempels tussen de flats, oud en nieuw, hier geen generatieconflicten.
De laatste straten voor de tempel kondigt het festijn zich al aan. We voegen ons in een stroom van mensen op weg naar een pleziertje. Er wordt gelachen, oude mensen schuifelen gearmd mee.
Buurtbewoners staan op straat met hun oude spulletjes. Twee twintigers bewonderen de uitgestalde Japanse poppetjes en schateren het uit. Goede herinneringen.
De markt is enorm. We verliezen elkaar halverwege uit het oog en het kost 3 telefoontjes om dat op te lossen, waarin de positie ten opzichte van de pagode het houvast is.
Die pagode is het nationale symbool van Japan. Als we vanuit de markt het rustige tempelpark opzoeken, zien we haar blozen in de vijver. Het is een schatje inderdaad.
We raken bij de koffie in gesprek met een Japanse babyboomer (“I was born when the A-bomb fell on Hiroshima”) en zijn jongere Koreaanse vrouw. Hij wil alles weten van onze ervaringen in Japan. Hij antwoordt steevast met ‘Ooh’ en stelt dan een vervolgvraag. Vertelt dat hij markten als deze in Parijs en Londen heeft bezocht. Hij was vier keer in Europa. Nooit in Nederland, maar somt moeiteloos onze grote havens op en de eeuwenoude handelsbetrekkingen tussen Japan en Nederland. Nederland is voor hem de natie die Japan geholpen heeft zich te openen naar de wereld. Recent is inderdaad gevierd dat Nederlanders de eersten waren die met Japan in contact kwamen, 400 jaar geleden. We genieten over en weer van deze ontmoeting.
De markt is een kaleidoscoop van mensen. en hun verleidingen. Miniatuur-boompjes, fleurige bloemen, zwaarden en helmen, aardewerk van alle leeftijden en kwaliteit, knipselwerk, plakjes hardhout en stronken eeuwenoud cederhout, rietwerk, thee, antiek en de bonte boel van Koningsdag.
Als ik goed naar de bakken ‘divers’ kijk, worden daar overigens enorme prijzen voor gevraagd. Het is oud maar geen meuk. Ik onderhandel over een groene olifant die diende als tabaksdoos en neem hem mee in een houten doos. Straks kijkt hij me aan vanaf de vensterbank op 3-hoog met zijn familie uit Vietnam, Turkije en Namibië
Het fastfood van de markt bestaat uit een prutje met bovenop een gebakken ei. Of meelballetjes met vulling van octopus. Je bestrooit ze met fijngesneden lente-uitjes en rode korrels zonder identiteit. We verorberen er een aantal.
De inwoners van Kyoto. Jong, oud, wie hier is, doet inkopen, praat met buren en vrienden. Niemand zou hier als eenling zijn op een verlaten markt. Je zoekt spullen en vindt mensen.
Klanten van de markt bidden en passant in de tempel die zijn heilige plekken en gebouwen over het hele terrein heeft verspreid. Er is een verbinding tussen deze tempel Toji en de 88 tempels op het hoofdeiland Shikoku, maar we weten niet hoe het precies zit. Het silhouet van de monnik Kōbō Daishi vinden we hier terug in de tempel en we vermoeden dat we hem zien in het standbeeld buiten tussen de kramen. Ik schaf een T-shirt aan met
Shikoku op de mouw. Dat voelt vertrouwd.
De kalligrafie en het stempel zijn prachtig. Schrijvers schilderen.
We lopen naar huis, de ryokan met het attente personeel. Tips, waarschuwingen, aandacht, zelfs een goedemorgen. De enige keer dat we Nederlands horen tot we in Nara zijn.
Lopen betekent de stoep delen met fietsers. De rijweg wordt maar zelden gebruikt, ook al zijn de stoepen soms smal. Ook in Japan is de fietser getraind om zelf route en regels te kiezen. Je moet ergens aan die discipline kunnen ontsnappen. En bellen doen ze niet aan. Opeens duikt er iemand achter je op en sta je stijf van de schrik. Is er geen ruimte dan hangen ze sereen op je hielen tot er een gaatje is.
Maar er staat geen fiets los geparkeerd. Alle (ondergrondse) parkeerplaatsen worden keurig gebruikt, dat dan weer wel.
We lopen ‘s avonds een aantal warenhuizen af. Takashimaya heeft meer personeel dan bezoekers. Een stropdas kost 100 Euro, een overhemd 200 Euro. We zijn snel weg.
Uiteindelijk vinden we elders een koffertje voor extra handbagage. We krijgen de aanwas van bagage zonder die aanschaf niet meer vervoerd. In dat warenhuis eten we ook. Japans, ook hier bijzonder en smakelijk. Daar kan La Place niet aan tippen. Morgen naar Nara.
Ondertussen in Kyoto, 20 september 2016
Op de klink van onze deur hangt ‘s ochtends een briefje. Een typhoon ontregelt vandaag Kyoto. Vanaf 13 uur geldt een stormwaarschuwing. Zware wind en regen verwacht. We zijn vandaag in de stad, binnen en buiten. We nemen de paraplu dus mee.
Als we de deur uitstappen, regent het licht. De hele dag blijft de storm uit maar de regen gutst de “s middags ongenadig uit de wolken. Het is tien graden frisser dan normaal. Onze schoenen zijn doorweekt en onze tassen blijken waterdoorlatend. We trekken de hele dag per bus, taxi en lopend door de oostelijke oude wijk van Kyoto. We vermaken ons goed. Het is niet warm en op sommige populaire plekken een stuk rustiger.
In een tempel lezen we het devies om het leven te nemen zoals het is en het als het jouwe te leven. Een groep kinderen trekt joelend over de stoep.
Het trein- en busverkeer is wel beperkt en dat is een opzienbarend feit in het land waarin de treinen altijd op tijd zijn – we hebben nooit enig oponthoud meegemaakt. Zelfs de bus van Takamatsu naar Kyoto, een reis van meer dan 4 uur kwam vrijwel op de minuut aan op het station van Kyoto. Chauffeurs rijden hier dan ook met witte handschoenen en heel even was het gister de glazen koets die voorreed en ons naar het bal in Kyoto bracht.
We bezoeken Sanjusan-Gen-Do, tempel uit de 12e eeuw, het langste (118 m) houten gebouw van Japan. Die ruimte is nodig want in de 13e eeuw zijn daarin 1001 beelden van Kannon geplaatst. Een groot centraal beeld van ruim 3 meter met 11 gezichten en 20 paar armen wordt omringd door 1000 figuren die de helft kleiner zijn. Allen zijn verguld en hebben een individueel gezicht. Het is een leger van Kannons dat roerloos onze aanwezigheid verdraagt.
Het geloof dicht hen toe zich in 33 andere figuren te kunnen transformeren. We kijken dus naar 33000 Kannons. Dat begint de Arena aardig gevuld te raken. Op de voorgrond 30 goden die de Kannons bewaken en terzijde staan. De god van de Donder is erbij en de god van de Wind. Die laatste is vandaag iets actiever dan normaal maar ontziet,heel sympathiek, Kyoto.
Tijdens ons verblijf in de tempel gaat de regen wel los. Ze klopt op het dak en tegen de ramen. Ja, we zijn binnen maar moeten over enige tijd echt naar buiten. Een van de goden hangt met een gieter met grote gaten boven de stad. Hij heeft er plezier in. Op straat is het druk. De paraplu’s dansen op de hoofden.
We zoeken een restaurant of cafe om op te warmen. In veel zaken is het interieur van buiten onzichtbaar. Je weet niet waar je binnenstapt: Europese tafels of Japanse waarin je laag zit op de grond met je benen in een kuil. We staan voor een deur zonder menu waar we een glimp opvangen van gasten en eten. We blijken in een sushi-bar beland, niet veel groter dan 6 bij 4 meter.
De chef staat achter de counter en maakt verse sushi. Het is hoge kwaliteit. Als we de naam vragen en op internet zoeken, blijken ze een Michelin-ster te hebben. We zijn weer warm.
We lopen door de wijk Gion, oude straten met laagbouw van hout. Hun verweerde gezicht spiegelt in de straten. We schaffen twee regenjassen aan.
De tempel Rokuhara-mitsuji zou een van de 88 tempels van onze tocht moeten zijn maar is het niet zegt men stellig. Toch zetten ze met plezier een stempel zoals ik dat vandaag op nog een aantal plekken vraag en krijg. Bij 1 tempel zit een jonge scribent en die wil alleen een voorgedrukt kaartje verkopen. Een stempel en kalligrafie in het boek van 88 tempels wekt op zijn lachspieren. Bij de andere tempels tref ik oudere dame en heren. Die spelen het spel graag mee. Onze belangstelling voor hun tempel leidt meer dan eens tot lichte geestdrift. Zo ontdekken we op aanwijzing van de gastheer in Rokuhara-mitsuji een zaal met 13e eeuwse houten beelden. Naast de krijgslustige goden die voor hun rol van wachter een zo lelijk mogelijk gezicht trekken, zien we een heilige die 6 boeddha’s van zijn tong last rollen. En afbeeldingen van de beeldhouwer Tankei en zijn zoon, meesters van de 13e eeuw. Tankei leidde de vervaardiging van de 1001 Kantons die we eerder zagen. Hij kijkt ons tevreden aan.
Uiteindelijk vinden we ook de tempel Kayomizu-dera waar we al de hele dag op koersen. Het blijkt de derde werelderfgoed-site te zijn. Op een berghelling staan verspreid een keur aan deels oranje bouwwerken. Het terras van een van de gebouwen is op een tientallen meters hoge houten constructie gebouwd. In het dal ligt Kyoto.
We klimmen naar het hoogste punt. Daar liggen de liefdesstenen, op een afstand van 20 meter van elkaar. Loop je met gesloten ogen succesvol van de een naar de ander, dan is de liefde je goed gezind. Vele jongeren proberen het, gecoacht en toegelachen door vrienden. Er wordt gefilmd en teruggekeken.
Religie temt angst en geeft een bedding voor hoop en verlangen. In de schoonheid van deze plek kost het geen enkele moeite daarin mee te gaan.
We eten Koreaans. Vlees, dat we zelf roosteren op een vuur dat verzonken in de tafel brandt. Het dessert eten we een etage hoger. In de dessertkamer. Alles wat we eten in Japan is zeer zeer smakelijk.
De taxi-chauffeur bestudeert uitvoerig het adres van de ryokan. Hij pakt een loupe en mompelt in zichzelf. Hij herhaalt dat enige keren. En rijdt ons feilloos naar onze bestemming.
Ondertussen in Kyoto, 19 september 2016
Kyoto, de oude hoofdstad. In 1859 door Edo (Tokio) van haar kroon en mantel beroofd. De stad is modern en vergeven van historie. Als je naar de kaart kijkt, zijn de tempels sproeten op een gezicht. Dat wordt kiezen.
De hoofdstraten zijn breed en worden geflankeerd door hoge gebouwen. Er komen smalle zijstraten op uit waar de oude, kleine huizen zich staande hebben gehouden. De stadsplanner draagt twee zielen in de borst.
Op een koperen bord in een glimmend voorportaal van een kantoorgebouw staat ‘Pressurance Corporation’. Het klinkt als een klassieke misdaadfilm.
Na aankomst per bus vanuit Takamatsu installeren we ons in de ryokan waar we drie nachten slapen en reizen af naar de noordkant van de stad. Doel is Kinkaku, de gouden tempel, en zij verdient haar naam letterlijk. Het edelmetaal spiegelt in de vijver. Het brede water maakt het ongenaakbare heiligdom onbereikbaar. Dit wil iedere bezoeker aanraken, strelen, voelen.
We belanden in een groep van honderd Chinezen. Bewakers geleiden de massa toeristen maar het mag niet baten. Ieder dringt voor het beste plekje. Het is immers alles goud dat blinkt. Het beeld van de rij buiten de deur van Prada in Hong Kong zie ik plots weer voor me.
Hoe maak je een foto die geen vreemde armen, hoofden of iPhones op stok meeneemt? Als ik eindelijk vrij zicht heb, stapt een vrouw pontificaal in het beeld. Geen Japanner. Die zijn zeer alert op hun omgeving. Botheid is een zonde. Een brutale toerist dus. Ik trek de vrouw aan haar arm weg, ik sta er zelf van te kijken. Ze lacht, het was het proberen waard.
Kinkaku is werelderfgoed. De tuin en tempel zijn eeuwenoud. In de 15e eeuw werd de villa van een overleden staatsman tot de tempel gemaakt. Alles is tot in de perfectie gecultiveerd, bijgeknipt, gearrangeerd.
15 minuten daar vandaag ligt de tempel Ryoanj, ook werelderfgoed. De grootste schat daar is de rotstuin. Ze bestaat uit wit grint waarin 15 rotsen zachtjes rusten, als scheepjes op een kalme zee. Een Zen-priester heeft het in 1500 aangelegd. Het is de ultieme abstractie van natuur. Je kunt er naar kijken maar het niet betreden. Het grint is minutieus aangeharkt. Rond de rotsen zijn precieze, heldere cirkels getrokken. Mensen zitten aan de rand van de tuin in stilte te mediteren. We realiseren ons dat dit al ruim 500 jaar ongewijzigd bestaat. Wat wij zien, hebben 20 generaties gezien.
De tempel ligt in een groot park. De vijvers zijn in de 12e eeuw gegraven. Naast de rotstuin zijn de mostuin (Japanners hebben een grote liefde voor mos) en de landschapstuin zinnenprikkelend. Ook hier zorgvuldige composities van kleuren, schaduw en lucht door keuze en placering van bomen, mos en struiken. Vele soorten zie ik voor het eerst. Hier is geen goud, het is een stuk rustiger.
We eten ergens aan de weg. Overal is het eten top, ook hier weer.
We stappen een paar haltes voor onze ryokan uit de bus en lopen door de grote winkelstraat. Iets voor achten is het druk. Deze stad leeft.
De mode in Kyoto is die van de grote stad. In de H&M jongeren met gekleurd haar, expressieve kleding. Vrouwen dragen een baret, hoeden zijn populair.
Steden zijn voor paradijsvogels en iedereen die daar af en toe naar verlangt.
Ondertussen van Anrakuji naar Kirihataji, 18 september 2016
We vertrekken om 7.15 uur vanuit de tempel. Het Japanse ontbijt om 6.30 uur: rijst, soep, ingemaakte groente, thee. De ontbijtzaal is vol, maar Iedereen stuift na een kwartiertje weg. Ook wij lopen bij dag en dauw buiten. Het regent zachtjes. De nevel hangt laag boven de rijstvelden. Aan de horizon groene bergen. De zonnehoed doet dienst als paraplu. Voor een keer mogen we een rol spelen in een Japanse film uit de jaren 60. We zijn beduusd en opgetogen.
We bereiken voor 8.00 tempel 7, Jūrakuji. De straten zijn stil. Omdat het zondag is of omdat we zijn waar we zijn?
De tweede tempel van de dag doen we rond 9.00 uur aan: nr 8, Kumataniji. We lopen over smalle wegen, waaraan vrijstaande huizen staan, oud, nieuw, Japans, modern, daken in blauw, rood, zwart, groen, gevel van golfplaat of bekleed met een fijnmazige steenprint. Dat laatste is in de mode. En toch zijn alle huizen anders. Door de individuele grootte van de kavels. En vanwege redenen die ik na twee weken Japan nog niet heb doorgrond. Ik maak foto’s voor mijn aanstaande boekje “Duizend Japanse huizen”.
Wilma neemt een voorsprong als ik mijn toestel pak. En dan haal ik haar weer in. Zo managen we het verschil in tempo van lopen met het verschil in tempo van fotograferen. Het een heft het ander op.
We ontmoeten tussen tempel 7 en 8 een vrouw uit Hong Kong. Ze loopt haar twee vrienden vooruit, because the pace is different. Ze heeft een stevige pas., voor de 88 tempels heeft ze 46 dagen uitgetrokken. Hong Kong maakt ons meteen enthousiast. Het heeft ons hart gestolen toen we Leonore vorig jaar opzochten. Het NYC van Azië. Maar deze inwoner vindt het te druk, teveel mensen, te weinig ruimte. Ze wijst om zich heen. Dit is wat ze zoekt.
Om 10.10 zeilen we neer bij een restaurantje tegenover tempel 9, Hōrinji, waar de udon en koffie als manna naar binnen gaan. De man van het koppel toont ons de weg naar Kirihataji, de laatste bestemming die we vandaag lopend willen bereiken. Als we na 11 uur de eerste passen al hebben ingezet, komt hij ons achterop gehold met twee wandelstokken (kongōtsue).
Zo worden we steeds meer pelgrims.
Om 12.35 zien we Kirihataji. de tiende tempel. Dan blijkt de beloning nog 300 traptreden weg te zijn. De stok doet dienst. Als we boven zijn, kijk ik nog een keer goed om me heen. Aan drie zijden staan oude tempelgebouwen, daarachter dichte begroeiing en verspreid een aantal beelden. Ik zie gebeeldhouwde vissen en de oude monnik die dit allemaal teweeg heeft gebracht. Hij reisde twee dagen met ons mee.
Zoals bij alle tempels staat de wasbak met kleine pannetjes bij de ingang. We gooien water op onze handen en verfrissen voor de laatste keer ons gezicht. De Japanners bidden bij de gebouwen op het tempelterrein. Dat doen we niet. Maar we buigen uit respect bij de poort en waar we denken dat dat past.
Het stempel en de kalligrafie voltooit onze kleine pelgrimage.
Ik weet nu ook wat de geheimzinnige briefjes zijn die we bij de stempels krijgen uitgereikt. Het blijken afbeeldingen van heiligen die je in een apart albumpje bewaart. Dat schaf ik aan in een winkel waar de zoon zo goed Engels spreekt dat we hem durven te vragen hoe we aan anti-muggen-lotion kunnen komen. De Japanse winkelier begreep eerder helaas ons gezoem en de toevoeging ‘mosquito’ niet…
We gaan met een taxi naar het station van Awakawashima. Van daar de trein naar Tokushima en Takamatsu. Een nachtje in het vertrouwde hotel waar de bagage en een warme douche op ons wacht.
Morgen naar Kyoto.
Ondertussen van Ryozenji naar Anrakuji, 17 september 2016
Per trein reizen we van Takamatsu naar Bando met overstap in Itano. Onze bagage blijft in Takamatsu behoudens het meest noodzakelijke voor 1 overnachting.
In Bando lopen we naar het startpunt voor onze tweedaagse pelgrimage: de tempel Ryozenji. Wij bezoeken 10 tempels van de traditionele pelgrimage langs 88 tempels op het hoofdeiland Shikoku (waar ook Takamatsu toe behoort). Zouden we alle 88 lopend aandoen dan duurt de tocht 6-8 weken. Vandaag leggen we 18 km af, morgen 12.
De reis langs 88 tempels (八十八ヶ所巡り hachijūhakkasho-meguri) is Japan’s beroemdste pelgrimage. De fameuze monnik Kōbō Daishi (弘法大師) die eind 8e eeuw werd geboren, heeft een groot aantal tempels zelf gebouwd of ze een nieuw bestaan gegeven. Hij wordt vereerd. Gisteren zagen we op de route naar tempel 84 in steen gehouwen wijsheden waarmee de meester ons nog steeds onderwijst.
De pelgrimage doet je in zijn geest en gezelschap verkeren en zoals alle rituelen geeft het kracht als het ritueel betekenis heeft. Over dat laatste geen twijfel hier.
100.000 pelgrims (genoemd o-henro-san), maken jaarlijks deze tocht, de meesten per tourbus (mijn automatische spellingcorrectie maakt van “tourbus” You Tube; dat kan natuurlijk ook, een digitale pelgrimage). We komen heel wat liefhebbers tegen in georganiseerde groepen.
1000 gaan te voet. Je ontmoet enkelen onderweg, lotgenoten. Een praatje, verbazing dat buitenlanders de route lopen en een hartelijke groet.
Je herkent ze aan hun witte jack (byakue) en (bij voorkeur paarse) sjaal (wagesa). Op het jack staat Dōgyō Ninin), dat “twee reizen samen ” betekent (de ander is de geest van Kobo Daishi). Verder de strooien hoed (sugegasa) en de wandelstok (kongōtsue).
Wij schaffen ook een byukue aan en merken dat we aan het witte hesje met opdruk op de rug herkend worden door de bewoners van de dorpen die we passeren. Groeten, aanmoedigingen, en ook hulp. Opeens gaat er een raam open en vraagt een man met zijn vingers: naar zes? En hij wijst naar links waardoor we op het laatste moment goed lopen. Net op dat punt ontbrak een van die instructieve bordjes met de afbeelding van een pelgrim en gaf de kaart geen uitsluitsel. Hij heeft waarschijnlijk al veel mensen verkeerd zien lopen en weet dat hij een belangrijke rol vervult.
We vinden twee aangename locaties voor lunch en koffie. Het is overvloedig en vriendelijk. Ik weet weer hoe bijtanken fysiek voelt.
Pelgrims verzamelen rode stempels bij elke bezochte tempel in een boek genaamd nōkyōchō or shuincho. Dat doen wij ook.
Nadat de zon je op de proef heeft gesteld, en de vermoeidheid in je benen zakt, voelt het bereiken van de tempel als het binnentreden van de oase. Je reinigt jezelf bij een reservoir door water op je handen te scheppen met een bakje aan een lange stok.
En dan scoor je een stempel in je boek. Een stempel? Drie rode stempels worden zorgvuldig geplaatst en verdeeld over de bladzijde. En dan kalligrafeert men met zwarte inkt een aantal karakters er doorheen. De bewegingen zijn van een schilder. Dikke en dunne zwarte lijnen vloeien uit de penseel.
Je ontvangt ook nog twee papiertjes die je bewaart in een zakje dat bij het boekje is geleverd. Later blijkt dat daar een apart album voor bestaat.
Dit ritueel, kosten 300 yen (2 euro 70), hebben we bij vijf tempels beleefd: Ryozenji, bij de start om 10.30 uur, Gokurakuji waar we rond 11.15 uur aankwamen, Konsenji om 12.30 uur, Dainichiji om 15.30 uur, en Jizōji on 16.20 uur.
We komen uiteindelijk na 18 km lopen om 18.10 aan in Anrakuji, tempel zes waar alle nachtgasten om 18 uur al aan het diner zijn gegaan. De late aankomst laat ons tot morgen wachten op het zesde stempel en toebehoren.
Het zweet loopt nog over mijn gezicht. Opfrissen, en snel eten want om 19 uur wacht de ceremonie. We zijn moe maar willen dit meemaken.
Het is een Japans boeddhistische plechtigheid. Een kerkdienst of mis zou het vanuit onze traditie zijn.
We krijgen een klein tasje met daarin een takje, een kaarsje, een houtje en een aantal papiertjes.
Op een van die papiertjes schrijf je je naam en die van een overleden voorouder. Die bind je aan het takje. Op het houtje schrijf je een wens. Als voorbeeld worden gegeven: “World Peace, Driving Safety, Family Safety, Bodily Health”.
De dienst begint met monotone gebeden die de Japanners nazeggen, onderbroken door gongslagen. Daar zou wel wat psalm-melodie bij kunnen. Daarna betreden we in processie het binnenste van de tempel. Japanners eerst, met 3 Europeanen en 2 Australiers voegen we in de staart in.
Bijzonder om te ervaren, tot dusver zagen we van tempels alleen de buitenkant.
We werpen het tweede, voorgedrukte briefje in een bus en raken het beeld aan dat er naast staat. Dan steken we in de volgende kamer het kaarsje aan en zetten dat in een bakje in stromend water. Over de hele lengte van de achterwand is een baan van 50 cm breed water waarin de kaarsen met de stroom bewegen. Een vloot van licht. In het water vinden we eilandjes waarin we onze takjes plaatsen. En aan het einde van de ruimte leggen we ons houtjes op een vuurtje en gaan de wensen in vlammen op.
In de derde kamer gooien we wat gruis van het ene op het andere stapeltje en groeten het beeld dat daarachter staat.
De daaropvolgende Boeddha omcirkelen we zingend drie keer, geleid door de priester. Ik zie helaas pas aan het einde wat er gezongen diende te worden. De laatste kamer bevat weer een Boeddha die we over been en hand strelen en vervolgens groeten. Sommigen laten een muntje vallen aan zijn voeten. Dan is het voorbij en wordt de betovering verbroken.
Ik neem nog een bad in de gemeenschappelijke voorziening (mannen en vrouwen eigen ruimten). We slapen vroeg, om 6.30 uur wacht het ontbijt, nog 4 tempels te gaan.
Ondertussen in Takamatsu, 16 september 2016
Uitgeslapen inderdaad. We nemen een lokaal treintje naar Kotoden-Yashima vanaf station Takamatsu- Chikko. In een zijljjntje van een gids staat een openluchtmuseum genoemd dat originele Japanse huizen toont. Die zijn uit hun oorspronkelijke omgeving gehaald door schade van een aardbeving, dreigende sloop of de Japanse wens het oude steeds te vernieuwen. Moderne architectuur zie je hier overal. En dan vallen de woonhuizen op. Geen dertien in een dozijn-bouw zoals in onze Vinex-wijken. Individuele architectuur, het is een lust om naar te kijken. Ik heb veel, veel foto’s van huizen gemaakt.
Het openluchtmuseum is een kleine openbaring. Het is een kaleidoscoop van historische bouw op het platteland en de eilanden, met heldere en kleurrijke Engelse-talige uitleg. Familiehuizen uit de bergen, de vuurtoren en het huis van de eenzame vuurtorenwachter, een rijstpakhuis en een sojafabriek, zelfs een dorpstheater waar twee maal per jaar het plaatselijke amateurtoneel het dorp deed uitlopen.
De verborgen parel is echter de galerie Shikoku Mura, een klein museum dat in de jaren 80 door Tadeo Ando is gebouwd. Het is het 7e gebouw van hem dat we deze reis zien. In alles herkennen we inmiddels Ando. Het gladde beton met de 22mm-uitsparingen, de hoge muren van de gang met lange looplijnen en de rondingen van de cirkel met lichtinval in het plafond. Maar bovenal de eenvoud en kracht van het totale ontwerp, en het spektakel dat ze maakt met de omgeving. Dat laatste is hier een ware belevenis. De achtertuin bestaat uit terrassen van water, steen en planten op een berghelling. Water stroomt uit drie bronnen uitbundig naar beneden. Ik draai om mijn as om dit schouwspel in me op te nemen. Het geruis van het water overstemt of zakt naar de achtergrond afhankelijk van mijn positie in de tuin. De zichtlijnen wisselen mee. Elke stap geeft een nieuw perspectief. Wat een feest dit. En we zijn de enige bezoekers…!
En dan is er de kunst in de galerie, ceramiek en werk van Bonnard, Picasso, en Modigliani.
We lunchen in het restaurant dat even historisch is als de andere gebouwen op het terrein. Groenten en vis in beslag maakt hele goede tempura. Noedels, eenvoud, smaak.
Dan vatten we het plan op de berg Yashima te beklimmen. Na vergeefs zoeken van de looproute (en weggestuurd worden op de autoweg) wordt het een taxi heen en lopen terug. Dat laatste neemt een uur met invallende schemering. Dan hebben we inmiddels tempel 84 (van de 88 tempels die de klassieke tempelroute vormen) bewonderd, misschien wel de mooiste van de reis tot nu toe. Staat in geen gids. Die 88 tempels betekenen iets voor ons want de komende twee dagen gaan we lopend nummers 1 tot en met 10 bezoeken met een overnachting in de zesde.