CXXIV
In polonaise
de praktijk uit,
pfff, gevaccineerd!
CXXIII
Zoeken naar woorden,
stapvoets, de strijd
om te verbeelden
CXXII
Het zand, duin, de wind
vorm in ruimte
niets is wat het lijkt
CXXI
Ze verjaart, misschien
maakt haar ziel een
dansje, daar, ginds, vrij
CXX
Herman van Veen sprak,
zijn reden om
op te staan: morgen
CXIX
Het waait, een man buigt
naar de regen
Stilte in mijn hoofd
CXVIII
Droomhuis of bouwval
de verbeelding
heeft het laatste woord
CXVII
Op het strand beeld en
woord gevonden
het is een haiku
CXVI
Rutte? Niet gezien
door de haren
voor beide ogen
CXV
De ene voet voor
de andere
Geheim van leven
CXIV
Schuilplaats voor de dooi,
het ijs feest aan
de voet van de dijk
CXIII
Lijk in de branding
Zee ruist een lied
Dooi verteert de sneeuw
CXII
Op de plas stilt men
alle noden
Ik kijk naar ijspret
CXI
Eindelijk, het weer
past zich aan, thuis,
bleek, langzaam, uitval
CX
Vormen die de sneeuw
in de weg staan
een eerste indruk
CIX
Mijn moeder geprikt
de stoel stond klaar
een pak van mijn hart
CVIII
De tulp strekt zich uit
lui, los, loom als
een kat op haar rug
CVII
Herinneringen
mijn woordenboek
voor stille dagen
CVI
Als een specht tikt ze,
niet aflatend
op het raam. Regen
CV
Zwerf door gedachten,
kijk naar stilte
schrijven is vrijheid
CIV
Zeg het hardop, uit
de grond van je
hart, maak een begin
CIII
Schaapherders balen
van wandelaars,
die kuddedieren
CII
Ruiten zijn breekbaar
zoals geduld,
moed, waarheid, vrede
CI
Kruispunten wekken
verlangen op,
omkeren, afslaan
C
De mens broedt het uit
baant zich een weg
Hollandse natuur
XCIX
Avondwandeling
na negen uur
nog geen hond te zien
XCVIII
Een half uur erbij
wat moeten we
zonder de Kamer?
XCVII
We halen adem
eed, song, gedicht
Waarheid is woorden
XCVI
Stel je voor, een bel,
haast je van straat
Ieder – zonder hond
XCV
De kippen op stok
deskundigen
van de avond klok
XCIV
De zon neemt afscheid
het strand spoelt leeg
een bal rolt in zee
XCIII
Zijn woorden spoelen
hersens leeg,
make them great again
XCII
Niet dat het vriest, of
de winter wacht.
Einde van het jaar
XCI
De kerstdis van de
intervisie
Foto’s, een glimlach
XC
Wachten op de prik
streep op de muur
adem inhouden
LXXXIX
Op straat, vrijdagnacht,
etalages,
stille beloftes
LXXXVIII
Een maandje op slot
water en brood,
en ander voorrecht
LXXXVII
Essentiële
boodschap, hoor en
bespeel de ruimte
LXXXVI
Een plastic tas waait
door onze straat
Maandag, december
LXXXV
De straten stromen
vol, de lock down
aan de horizon
LXXXIV
Zijn foto is er,
onze woorden
we nemen afscheid
LXXXIII
Meesterlijk kon hij
zwijgen, elk woord
een blad in de wind
LXXXII
Herinneringen
Je maakt het mee
Nu blijkt het dierbaar
LXXXI
Hij ging met de wind:
tevreden, zijn.
Het gras hier is groen
LXXX
Een rood adresboek
Foto’s zwart wit
Een scheidsrechtersfluit
LXXIX
Als het leven stopt,
zoeken woorden
je afdruk in ons
LXXVIII
Een zucht, de laatste
vredige punt,
rust in je verhaal
Dick van den Berg
12 okt 1930 – 1 december 2020
LXXVII
Eerst verdwijnt ruimte
uit het leven
dan vergaat de tijd
(Voor Dick)
LXXVI
Voorwaarde om thuis
te komen, is
onderweg te zijn
LXXV
Het is schier te geef,
zwarte vrijdag,
Covid uitverkoop
LXXIV
Zaterdag Artis
De mensaap heeft
iets beters te doen
LXXIII
Het archief staat in
de Vijzelstraat
Is niet te missen
LXXIII
De bel, een pakket
een mens gezien
nat van de regen
LXXI
Je geboortedag
Zesentwintig
We koesteren je
LXX
Je werpt een schaduw
die afstand neemt
als de avond valt
LXIX
Ik ga naar mijn werk,
trappetje af,
ontbijt aan de kant
LXVIII
Fuji, Kyoto
een prent, foto’s,
is het echt gebeurd?
LXVII
Archiefonderzoek
verstoppertje
in ruimte en tijd
LXVI
Mijn grootvaders naam
geschreven in
jaar negentien twee
LXV
Dagje beeldbellen
ontmoetingen
met negen vakjes
LXIV
Het Blauwe Theehuis,
raap op de stoep
je loof en koffie
LXIII
Niets is wat het lijkt
Een grote troost
Als alles stil staat
LXII
Zijn knieën geknikt
een kop koffie
man schuifelt op straat
LXI
Het regent vandaag
pijpenstelen
De boom verliest kleur
LX
Een gokje wagen,
besmettelijk?
Het casino zwijgt
LIX
Stil op de A2
het asfalt kerft
een kras in de wei
LVIII
Presidenten gaan
Praatjes blijven
Een wolk drijft voorbij
LVII
Openbaar vervoer
De boot stopte
niet bij de halte
LVI
Niets voorgevallen
wassen, eten
Blad versiert stilte
LV
De vroege morgen,
huizen vangen
kleur op de wangen
LIV
Verandering is…
dat de vos haar
prooi de zege gunt
LIII
De expositie
heeft de deuren
zojuist weer geopend
LII
Belmont heet de lamp
van de tandarts
Buiten zont de herfst
LI
Bij de brug kunnen
we afspreken,
ommetje vliegen?
I – L. 20 maart – 19 mei 2020
L
Het is niet voorbij
vijftig haiku’s
zijn mijn laatste woord
XLIX
Willig besmet zijn
veertig mensen,
vrij en onverveerd
XLVIII
Economie krimpt,
taal groeit per dag:
zie hier gelaatscherm
XLVII
Terrasje pikken
mensen kijken
ogen naar je ziel
XLVI
Kansen te over
de Arena
als stiltecentrum?
XLV
Lang zal het duren
en af en toe
stuift een haiku op
XLIV
Altijd op gehoopt
ook voetbal blijkt
een evenement
XLIII
Controlefase,
overgangsfase,
kies ook een fase!
Op straat wel ieder
van fase
hartelijk gegroet?
XLII
Het raam toont mijn film:
een nieuwe dag.
De wind gaat liggen
XLI
Crimineel vannacht
geliquideerd
Mokum pakt draad op
XL
Exitstrategie,
touwtjes vieren
baasjes uit laten
XXXIX
Virus: de boodschap?
Ruimte, natuur,
minderen, samen
XXXVIII
Eindelijk zicht voor
BN-ers op
anonimiteit
XXXVII
Elke dag zondag
de winkels dicht
vader snijdt geen vlees
XXXVI
Primeur Koningsdag:
dit jaar hopen
we niet op regen
XXXV
Ajax kampioen
in deze tijd
een zekerheidje
XXXIV
Consuminderen
was maar een woord
smaakt het doen naar meer?
XXXIII
De zon lokt ons mee
een passant zegt:
‘We spelen mooi weer’
XXXII
Bedrijf zoekt talent:
bent u mensschuw?
Smetvrees, schermverslaving?
XXXI
Het ís overdraagbaar:
hoop, toewijding
liefde, vertrouwen
XXX
Rutte komt, hoe laat?
vrees, verlangen
naar papa’s woorden
“Prille begin van
de weg terug”,
dwalend door jungle…
… sidderend vangen
we de boodschap
een kat of kado?
XXIX
Kluizenaar zijn we,
holbewoner,
schuilend voor mensen
XXVIII
Een vleermuis of lab?
Complotdenkers’
hebben een speeltje
XXVII
Corona krediet
wie krijgt het niet?
Voor wie het kunst is
XXVI
Eén punt vijf meter
samenleving
past in een haiku
XXV
Op TV zie ik
handen schudden
Rare gewoonten
XXIV
De jonge Rutte
probeert een Geen-
Nieuws-conferentie
XXIII
“Grote Afsluiting”,
Besmette tijd,
je bent gebrandmerkt
XXII
De appelboom smacht:
Mag de bij mijn
bloesem omhelzen?
XXI
Kom-niet-te-dichtbij-
economie:
Stop tutoyeren
XX
‘Verdachte ontsnapt’,
zeggen kranten.
Wie van ons allen?
XIX
Stucen en schuren,
Soezen, schrijven,
Zien, zinnen en zijn
XVIII
Het nieuwe normaal
ontsproten in
abnormaliteit
XVII
Beeldbellen, het werkt
niet alleen, het woord
deugt en is, beeld schoon
XVI
Fluitende vogels
zoeven “s ochtends
op lege wegen
XV
Een app aan je lijf,
de overheid schenkt
ons een Grote Broer
XIV
Corona-lente
omhelzingen
van mijn bloemetjes
XIII
Poëzie, de pijl
die ik schiet in
zelf-isolatie
XII
Persconferenties,
onderdanen
halen boodschappen
XI
Kus de barista
deze keer maar niet.
Nieuwe routines
X
Coronacrisis,
buiten snacken
koude lentewind
IX
Zonder touw op twee
bergen klimmen,
dat is winkelen
VIII
Anderhalf meter
woorden houden
gepaste afstand
VII
Buiten maakt de boom
kleine blaadjes
Het is een begin
VI
In witte huizen
werken helden
en éen dikdoener
V
Zachte lentedag,
verrukkelijk.
Om naar te kijken
IV
Hoe gaat het met je?,
schrijf ik in apps,
mails, hoofd, hart en hier
III
Vandaag het virus
uitgelaten
met and’re baasjes
II
Soo sjel distan sing
het Nederlands
in quarantaine
I
Onbestemde tijd,
alles is nieuw
Tolken werken thuis