Als ik de Yakatori-bar binnenstap, is het gisteren, 2017. Of toch niet. De korte muur wordt geheel bedekt door een zwart TV-scherm. Drie meter breed. Uitgeschakeld. Zwart, afwasbaar behang.
De eigenaar vertoont op verzoek drone-films, vertelt een vaste klant later. Hij draait ze in de natuur, zijn oog vliegend over het meer, bij de vissers.
De baas wijst geestdriftig naar twee grote koffers bij de ingang. Zijn eigen brug naar water en groen, vanuit Gion, het oude uitgaanscentrum van Kyoto.
Want hartje Kyoto maakt hij de beste kippenspiesjes (yakatori) ooit gegeten. Sappig met een lichte hint van vuur. Ik proef de herinnering, bij de eerste hap en alle die volgen.
Twee jaar geleden liepen we hier tegen aan, hongerig, zoekend, aarzelend, ach waarom niet? Een ruimte van 3 bij 4 gevuld met een bar. Daarachter een keukentje. Aan de lange zijde van de bar, op een plateau, 6 Japanse zitplaatsen met kussens, in te nemen op kousenvoeten. Aan de korte zijde, tegenover de TV, vier krukken. We klimmen in 2017 op de kussens en worden getrakteerd. Op spiesjes, ingeleid met theater. De man fladdert zijn armen (kippenvlees van de vleugel), en slaat op zijn been (de kippenpoot). Weet wat je eet. De taal van het gebaar is universeel. Ook wij zijn een attractie, drie westerlingen die geen Japans spreken, heel grappig! Liefdevol vermaak.
Met de smaak van de yakatori vinden we ook de bar terug. Twee heren aan de muur op de Japanse zitjes. Eén in pak, de ander in een T-shirt. Broers? Baas en werknemer van de maand?
Aan onze zijde een vrouw op leeftijd achter witte wijn en water. Een zilveren bril, geklede jurk, het haar als een paraplu over haar hoofd gevouwen, zoals de oude koningin het draagt. Een matrone.
De eigenaar? Natuurlijk, ze schuift een paar keer per week aan en drinkt een glas. Onaangekondigd, zodat ze altijd aanwezig is. Zo doet ze dat met alle zaken, naar het voorbeeld van haar ouders. Ze weet, je hoeft geen bekende schrijver te zijn om vergeten te worden. Er zijn of uitdoven, dat is de keuze.
Ze glimlacht naar ons en zoekt naar woorden. Ze wijst met haar vinger naar de bar:
‘Here? Today? Kyoto? ‘
‘Yes, yes, bamboe, shrine. ‘
‘Where from? Oranda?
Oh! Kangaroo!’
Haar handen maken een sprongetje.
Nu moeten we haar helaas tegenspreken:
‘No, just in the zoo..’
Ze begrijpt het, Oranda, Australia… De mannen lachen mee. Een van hen is in Amsterdam geweest. Hij beweegt zijn wijs- en middelvinger uit en naar zijn mond:
‘Amsterdam. Drugs!’ Een brede lach, van het jongetje dat zonden herkauwt en opnieuw van de zoete smaak geniet. Thuis doen we dat niet, maar in Amsterdam kan alles. Amsterdam. Met welke veren wil je pronken? Hasj, hoeren en tulpen. In die volgorde maakt Mokum vrienden over de grens. Hij ziet dat we niet trots zijn, de lach trekt weg in zijn gezicht.
We wisselen een paar zinnen informatie. De vrouw geeft niet op. We spelen een tenniswedstrijd voor beginners, waarbij de bal langzaam over het net gaat. Als deze in de struiken belandt, is het lang zoeken. De woorden kunnen overal liggen. Een paar keer gooien we een nieuw balletje op. Veel goede wil. En spelen is belangrijker dan winnen.
Dan schuift de deur achter ons open en treedt haar nieuwe klankbord binnen. Een Japanse heer. Als hij na een glas en een bordje afscheid neemt, daalt ze langzaam af van de kruk en verzamelt haar boodschappen. Ze gaat naar huis. De chauffeur wacht om de hoek. Ze vertelt over Oranda. En Australia. Van de kongoeroes. De avond is voorbij.
“Er zijn of uitdoven”
Een van de parels aan een Japans collier.
… en het genieten van de lezer duurt voort!
Met welke veren willen jullie pronken? Ha Ha, gewoon Wilma en Erics veren.. Geniet nog even de laatste dagen
Wat een mooi verhaal. Ik zie het helemaal voor me kippenpoot … haha