De pandemie
De dag is stiller dan de nacht
het licht bleekt
lege straten
Neuzen op ramen
zien eenlingen
slalommen naar winkels
waar wachters mandjes kuisen
van smet en vrees
Werk thuis!
En vergaar collega’s in een scherm
mensen die ik ken
voor een raam, een schilderij
muren zonder kleur
Een kat kruipt op de buis
We lachen, spreken meningen
zetten ons filmgezicht
als leerlingen van Potter aan en uit
Dan is het werk gedaan
we zwaaien, gaan, blijven
waar we zijn
Om negentien uur
steekt de koning zijn hart
onder mijn riem
die al knelt
van weetjes in mijn buik
De ziekte praat engels
mijnd joe opdat ook wij het vatten
ol de piepel, ordinèrie én Madonna
in haar bad met rozenblaadjes:
handen wassen, sosjal distunsen
Ach, de premier stelt ons gerust
en tilt de letters
van het blaadje naar zijn mond
we kúnnen het, totallie do-uhbul
samen krijgen we het voor elkáár
hij vertrouwt op ons
niet eens verlegen
een bevel in zoet cadeaupapier
Het nieuws tolkt Rutte na, spuugt cijfers
waarzeggers, voor elk land één
wij Jaap, die zachte zinnen ernstig spreekt
zij Anthony die dèda zegt –
ik zeg het na, de feiten rollen
zo lekker op de tong, de t een d –
dèda, voer voor modellen
de doden voorspeld en opgeteld
Foto’s van de ongelukkigen
uitgeloot, gesneuveld
in de rug geschoten
van straat gehaald
en door het virus
kansloos ingenomen
opgevreten
Mijn vriend belt
we sparen onze tranen
je had het kunnen zijn
De stad is uitgekleed
verweesd
lege etalages passeren haltes
haar mensen heeft ze afgestaan
Zondag
verkoopt de burgemeester
kaartjes voor het Vondelpark.
Lieve Eric, het is ontroerend, bevreemdend en ongekend, maar jij weet het in woorden te vangen. Als ik af en toe moedeloos word zoek ik jouw schrijfsels en die bieden troost in deze erbarmelijke periode. Wir setzen uns mit Tränen nieder…