Ondertussen in Venetië, 25 oktober 2019

Het orkest

La Traviata gaat op 6 maart 1853 in première in het achttiende-eeuwse operahuis van Venetië, het Teatro La Fenice. Vanavond, 166 jaar later, is de klassieke, intieme zaal opnieuw uitverkocht.
Over drie etages zijn aan weerszijden van het podium loges gestapeld. Kamertjes met een deur op de gang, waar op twee rijen losse stoelen twaalf mensen passen.
We zitten in een loge pal naast de orkestbak. Van het podium zien we de rechterhelft. De zangers verschijnen en verdwijnen. In de derde aria van La Traviata bezingt Violetta in doodsstrijd haar gebroken liefde alsof een schone buurvrouw op de zolderkamer naast ons haar ziel opent. Ik voel de aanvechting om uit het raam te kijken, het beeld komt met haar stem hartverscheurend binnen.

Onderwijl zijn we in de huiskamer van het orkest gast aan tafel. Ze spelen niet voor het eerst samen, codes en gewoonten tonen zich op een tweede toneel. Er wordt gepraat en geschaft, gespijbeld en gehoorzaamd.
De blazers gaan en komen, zijn afwezig na de pauze – bij gebrek aan noten? – om dan opeens door de zijdeur naar binnen te sluipen en hun plaats in te nemen aan de buitenzijde van het orkest. Het instrument wordt even aan de mond gezet, het metaal geproefd en weer in de schoot gelegd, wachtend op het teken van de dirigent, de maestro concertatore e ditettore, Stefano Ranzani.
Hij leidt musici  én zangers. Een fel gebaar met open hand doet de bariton harder zingen, terwijl Ranzani met een gezicht vol vreugde diens woorden pantomiemt. Hij steekt het vuur aan, verhoogt en tempert de vlammen. Ik zie het gebeuren: wie de emoties stuurt, is de baas. Hij leidt, men volgt. Het ritme is van grote schoonheid. En angstaanjagend delicaat, het gezicht van talent en macht.

En dan is er geld. Door de voorstelling heen dwarrelen bankbiljetten als bladeren  van verderf naar beneden en bedekken het podium met een tapijt van geld. Enkele exemplaren nemen een duik naar de orkestbak. Een violist schrikt als een onbekend vliegend object naast zijn standaard landt. Hij strijkt door terwijl zijn blik door de lucht dwaalt.
Is er meer op komst?

Briefjes bewegen naar alle windrichtingen, een enkele tuimelt naar de rand van het podium, aarzelt of ze de val naar beneden zal inzetten, waar de slagwerkers hun tijd beiden om later de trom te kunnen slaan. Een potpourri van luchtstromen stuurt het papierwerk naar alle kanten, alsof de asem van zangers, musici en toeschouwers zich tot een complex heeft gemengd waarvan de sturende patronen even onnavolgbaar zijn als de algoritmes van Facebook.
De onzichtbare hand dirigeert de dappersten naar de orkestbak. Een blazer vangt een briefje, zijn hand klapt dicht als een krokodil die een prooi verschalkt. Zijn collega kijkt opzij, deelt zijn triomf, en terwijl Violetta en Alfredo hartstochtelijk hun liefde bezingen, wordt op de achterste rij tussen de schuiftrompetten een gezellig praatje gemaakt.
Zo direct trekken ze een biertje open en kruipt het olé olé langs vloer en wand van de bak omhoog, naar de scène boven hen.
Dan staat de eerste rij publiek op en vormt een polonaise die, de zangers op kop, zich als een slang door het eeuwenoude operahuis slingert. Als ze de loges op de eerste etage bereikt, sluiten we aan.

De avond is nog maar net begonnen.

2 gedachten over “Ondertussen in Venetië, 25 oktober 2019”

  1. Wow…Ik was er niet bij maar je poëtische vertelwijze prikkelt de fantasie en voegt zo iets toe aan de beleving van deze avond voor mij als toehoorder in woorden. Echt heel mooi gedaan Eric, dankjewel!

  2. Robert Dijkgraaf kan het, Arjan Lubach kan het, Eric ten Hulsen kan het. Uitleggen wat onbegrijpelijk is. In de wetenschap, in de media, in het sociale verkeer. Je ziet het en denk ‘ja’!

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *