Niets
Ze zal 20 zijn
als ik de bloemen water geef,
zij nadert met vriendin,
ferme pas, een hand gebaart, haar stem
waait voor haar uit
de straat vast in,
de duif pikt in een korst en
ik kijk op.
De bloemen horen
woorden uitgespuugd,
onverstaanbaar ongeloof, een requisitoir,
de vriendin knikt, geen speld
tussen te krijgen,
Een zin valt in mijn oor:
‘Er was werkelijk niets, helemaal niets begrijp je, dat we hetzelfde hebben, geen hobby, geen interesse, niets’
Een dubbele boterham met worst en jam.
Wie smeert zoiets? Gevonden
op het aanrecht, je haalt ze snel
uit elkaar, voordat het boterhamzakje
zich sluit en in de tas verdwijnt.
Het was echt gebeurd, je zag het
aan de tango op de stoep, voorwaarts, afscheid
van de regen die met de zon
geen regenboog wilde worden.
Ik kijk haar na, het gesprek waait
naar andere huizen, die het ook moeten weten,
beleven, dit onrecht, het on-geluk,
toeristen, zakenmensen, ja zeker
de winkeliers op de begane grond
draaien hoofden naar hun raam.
We zwijgen er over
in de straat de dagen daarna,
maar iets in de slager,
is veranderd, hij snijdt het lapje
alsof met zijn mes mee
een gedachte beweegt
en dat verrast me niet.
‘T is een gedicht. En wat voor een.
Prachtig! Het is het gewone leven zoals Carmiggelt het zag, maar het beeld is nu voorzien van poëtische taal … die sláger er in schrijven … écht prachtig
Wow! Wat een mooie zinnen en beelden!