Ondertussen in Japan november 2017 (II)

Kagoshima, 18 november.  In Octa Hotel Cafe, een modieuze lunchroom tel ik op twintig bezette tafeltjes drie mannen. Twee zitten alleen. De vrouwen zijn diep in gesprek, vouwen dubbel van het lachen, hebben de vormelijkheid afgelegd. Vriendschap, familie.
Een cafe latte, een pompoentaartje, het smaakt ook mij goed. Waar zijn de mannen?
‘s Avonds op straat groepjes heren, jasje, dasje, harde lach.
Het regent, een auto sproeit water over voeten langs de stoeprand.

Kagoshima is levendig en lelijk. Traditionele huizen zijn schaars. Hier wordt gewerkt, geconsumeerd, men vaart wel. De moderne gebouwen staan lukraak naast elkaar geprikt. De gaten in de straatwand zijn parkeerplaatsen, soms met de lage gebouwtjes van 7 Eleven of Lawson erop geschoven. Daar koop ik mijn broodjes, koffie, bier, zeep.

Overal auto’s en asfalt in Kagoshima, en parkings van 3 verdiepingen of meer. Waar de bovenverdieping kantoor of winkel is, kon gelukkig de begane grond worden vrijgemaakt voor auto’s…
Zelfs bij een tempel is dat zo, de eerste drive-in gebedsplaats? Op open plekken wordt gebouwd. Resultaten uit het verleden voorspellen de toekomst.
De stadsplanner heeft hier langdurig verlof.

De stad is een mierenhoop tegen een majestueus decor. Een paar honderd meter water scheidt haar van Sakurajima. Een actieve vulkaan met een dagelijks rookpluimpje. Een website houdt de erupties keurig bij. Deze week niet anders.  Men verzamelt de as in gele zakken. Bij een uitbarsting in 2014 heeft de lava een corridor naar het vasteland in het oosten geslagen.
Het vulkaanplateau beslaat een gebied waar ook Kagoshima toe behoort. Een stad gebouwd op vuur en as.

Ik vaar naar de vulkaan en rijdt een rondje ter plekke met de bus. Het idee en de reis is enerverender dan de werkelijkheid. De reus slaapt.

Het decor is nergens fraaier dan bij de tuin Sengan-en, Unesco werelderfgoed en ooit het domein van een familie regenten die de omgeving eeuwen beheerste.
Ze werden industriëlen en bouwden halverwege de 19e eeuw in deze tuin de eerste Japanse stoomwerktuigen. Pioniers.
De restanten figureren in een zee van bloemen en bomen. Daarachter pronkt Sakurajima.

Plots rukt iemand aan mijn arm en duwt me naar een poort. Ik moet poseren. Dat moet een Chinese toerist zijn. Ik vind het goed, maar dan jij ook op de foto.

Zondagmiddag. Een klein marktje bij een tempel in Chiran.
Drie stalletjes, 1 met koffie en thee. Jonge mensen, dertigers, die reageren op een uitbundig gegild “mama”! Universeel. De roffel van voetjes op de houten galerij van de tempel verraadt waar het vandaan komt. Een man geeft me een traditioneel verpakte rijstbol.
De zon is warm, een felle lamp in een frisse dag.

Naar Chiran rijdt de bus in 5 kwartier vanuit Kagoshima. Ik ontmoet op de achterbank – de enige plek waar ik mijn benen kwijt kan – Valentin, een Rus uit Sachalin, het eiland ten noorden van Hokkaido, 5 uur met het veer van Japan. Hij is Japans vertaler, en bezoekt jaarlijks het land om zijn kennis te verdiepen. Hij zoekt naar Engelse woorden, zucht dat ze zijn weggezakt. Als hij ze vindt, hoor ik zijn vaardigheid en rrrollende Russische accent.

Een busreis lang trekken scenes uit ons leven voorbij. Hij houdt van Japan, wil een Japanse vrouw vinden. Dat is nog niet gelukt.
En hij werkt aan zijn boek. Hij laat een aantekenboekje zien. Dichtbeschreven bladzijden in een klein handschrift.

Valentin  slaapt zoveel mogelijk in de open lucht om geld te besparen. De roebel is sterk in waarde verminderd door de westerse sancties. Hij beschrijft zijn land zoals ik het in de krant lees, als een staat in handen van oligarchen, op weg naar een dictatuur als onder Stalin. Zo ver is het nog niet, zegt hij, maar oppositie voeren is gevaarlijk. Toch spreekt hij waarderend over Poetin als persoon, onder Jeltsin regeerde immers de maffia.
Daarom onder de blote hemel kamperen dus. Ik vraag niet waar hij slaapt. Om 3 uur wordt hij wakker van de kou. Soms neemt hij zijn toevlucht tot een sauna, voor weinig geld kun je baden en slapen.

We praten over de migratie in Rusland. Achter de Oeral wonen 5 miljoen Russen, bijna ieder trekt naar het westen, Moskou. Hij voelt zich daar niet thuis. Hij hoort bij Sachalin. En bij zijn vrijheid.
Misschien komt die Japanse liefde ooit. Maar dit is geen man die graag zijn eigen weg verlaat. Waar je gevallen bent, blijf je, schreef Nooteboom al.

Als ik door Chiran in een klein uur naar het Peace Museum wandel, kom ik hem weer tegen. Hij moet er een paar uur geweest zijn en is opgetogen over ‘de samoerai-geest’. Ik heb mijn twijfels en ben nieuwsgierig wat ik aantref.

Het museum conserveert de persoonlijke bezittingen en afscheidsbrieven van de kamikaze-piloten die vanuit Chiran in 1945 te pletter vlogen op geallieerde schepen.

De Tokko-operatie bestreek de laatste 5 maanden van de oorlog. Het kostte 1036 jonge mannen het leven. De kolonel die Tokko in gang zette, bedacht het uit efficiency: 1 vliegtuig met 1 piloot kon grote oorlogsschepen tot zinken brengen. Japan lag sterk op verlies.
De man pleegde harakiri bij de capitulatie van Japan om zich – getuige zijn afscheidsbrief – te excuseren naar de jongens die hij vroeg hun leven te offeren.

Voor elke piloot is rond het museum een boom geplant.

Binnen zien we hun foto’s, beschreven haarbanden en vlaggen en hun laatste brieven aan ouders, geliefden, kinderen. Hartverscheurend en zinloos.

Maar aan dat laatste wordt geen woord gewijd. Noch aan het foute Japanse regime dat deze oorlog begon. Dat is opgelost door de naam Museum van de Vrede te kiezen. Zelden een groter eufemisme gehoord. Hier worden helden vereerd en alle pijnlijke vragen niet gesteld.

Ik kijk naar gezichten die open en nog nauwelijks getekend zijn. 18, 19, 23 jaar, oude ogen in een jong gelaat.

In de vitrines de brieven waarin ze hun korte leven zin geven. Helaas, hoe actueel. En hoe immoreel is deze oorlogsstrategie.
De museumstem betreurt dat de tokko-piloten tegenwoordig in een adem worden genoemd met zelfmoordenaars die aanslagen op burgers plegen. Zo heeft elke waarheid haar eigen norm. Aangrijpend en stuitend.

Er zit een enkele fanaticus bij. Een kapitein die tot zijn spijt niet op missie wordt gestuurd, maar dat zo graag wil, dat zijn vrouw hun dochters en zichzelf verdrinkt. Zodat hij zich niet voor hen zal sparen en bezwaard hoeft te voelen. Ze zien elkaar in de hemel weer. Uiteindelijk zwicht de legerleiding voor zoveel drama en mag hij een vliegende bom worden.

In de bus terug naar Kagoshima overdenk ik dit. Een meisje stapt in. As de bus rijdt, zwaait haar vader haar uit.

Eerder op de dag zag ik de serene schoonheid van 7 samoerai-tuinen. Uitersten liggen soms dicht bij elkaar. Steeds met grote overgave.
De tuinen, eeuwenoude schilderijen van rotsen, bomen, struiken, zorgvuldig gecomponeerd en bewaard.

Rotsen verbeelden bergen, een waterval, een hoge boom een naastgelegen berg. Bij lantaarns ligt muntgeld.

De maker haalt een majestueus landschap naar het eigen erf. Een Madurodam met duizend betekenissen. Zoals onze gouden-eeuwers schilderijen vulden met symboliek – religieus, erotisch, romantisch – die voor elke Nederlander toen duidelijk was. In welke generatie hebben we dat verloren? Het 17-eeuwse kunstwerk is in 300 jaar niet veranderd en toch kijken we nu naar een beeld waarvan we de geheimen niet meer kennen.

Maandag 20 november. Op station Kagoshima-Chuo drink ik cappuccino. Over 3 kwartier de Shinkansen naar Kokura en vandaar via Oita naar Usuki. Ben benieuwd of dat lukt. Een paar dagen geleden kon ik niet reserveren voor de etappe van Oita naar Usuki. Een behulpzame beambte meldde typhoonschade aan het spoor. Er werd overlegd en gebladerd. Helaas.

Gisteren werd daar op een ander station niet meer over gerept.
Gelukkig, zelfs in Japan blijft de organisatie het antwoord soms schuldig.

Wonderlijk toch hoe snel je thuis bent in een stad. Drie dagen, 60 uur Kagoshima.
Het begint met openbaar vervoer en met de buurtwinkel. Ik loop vanaf het hotel naar tramhalte 2, vier haltes van het station. Alles is gewoon: instappen aan de achterzijde, voorin 170 Yen betalen bij het uitstappen, in gepast geld.
Aanvankelijk begreep ik niet waarom mensen tijdens de rit naast de bestuurder geld in een automaat stortten. Ze gebruiken de wisselautomaat om straks vloeiend naar buiten te kunnen gaan. Niemand die hier denkt: je wacht maar op me.
Het sociale verkeer in de openbare ruimte in Japan is ontspannen. Simpele voorzieningen als dit helpen.

Terwijl ik dit bedenk, word ik aangesproken door een oudere man. Hij spreekt met zachte stem opvallend soepel Engels. Waar kom ik vandaan? O, Nederland heeft hij 3 maal bezocht. Ben ik bekend met de haiku?
Haiku is poëzie van drie regels, in het westen toegepast met een ritme van 5-4-5 lettergrepen. Ik illustreer er foto’s mee. In Japan is de vorm vrijer.

Hij is van 1929, en lacht verguld bij het vooruitzicht 90 te worden. Als gepensioneerd vertaler en leraar Engels schrijft hij Engelstalige poëzie en proza, inmiddels voor vrienden verzameld in 10 bundels. Uit zijn tas komt een blauwe map.
Hij toont me zijn laatste haiku, die de schoonheid van de herfst bezingt.
Hij heeft een paar woorden doorgestreept en er alternatieven naast gezet. Geef ik de voorkeur aan ‘deepend fall’ of ‘autumn’? Misschien is het goed zo eenvoudig mogelijk te formuleren? We spreken erover. Ik zie een lotgenoot, en ben ontroerd door zijn gebaar.

Deze man ontmoet, observeert en ademt het moment als zuurstof in. En pakt dan met woorden de hand van zijn naasten vast.

Ik krijg een van zijn bundels toegestuurd. Vijftien minuten is er een engel naast me neergestreken. Zo wil ik 90 worden.

Ik schud hem de hand en neem de roltrap naar perron 14. De Sakura 548 vertrekt naar Kokura.

 

3 gedachten over “Ondertussen in Japan november 2017 (II)”

  1. Prachtig verhaald. Jonge mannen die vervliegen … een engel die neerdaald. De ontmoeting ontroerd in de verwoording! 🙂

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *